Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0628/JA, 29 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:29-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/628/JA

betreft: [klager] datum: 29 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj)) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 5 maart 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder, voorzover deze betreft de vaststelling dat geen tegemoetkoming wordt toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft geen tegemoetkoming vastgesteld, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag inhoudende dat klager zich moest opdrukken om vleeswaren op brood te krijgen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Omdat klager zich niet heeft opgedrukt, moest hij brood met boter eten. Hij heeft recht op zijn eten.

De directeur heeft het standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing van de directeur niet meer ongedaan zijn te maken, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door de jeugdige ondervonden ongemak. In dit geval
heeft klager éénmaal vleeswaren op brood gemist. In de uitspraak heeft de beklagrechter duidelijk tot uitdrukking gebracht dat het gebeurde onacceptabel is. Nu het hier een éénmalig incident betreft, kan volstaan worden met de constatering daarvan.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beslissing van de beklagrechter ten aanzien van de tegemoetkoming juist is. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. H.P.J. Vos, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven