Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6324/TB, 17 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6324/TB

    

           

Betreft [klager]

Datum 17 december 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een ander FPC dan FPC de Rooyse Wissel te Venray (waar hij nu verblijft) of FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 4 maart 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. W.C. Alberts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 13 november 2020. Klager en zijn raadsvrouw hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Het lid drs. A.C. Djadoenath was niet bij de zitting aanwezig. […], secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig. Klager heeft op de dag van de zitting een schriftelijke toelichting aan de RSJ toegestuurd.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder stelt ten onrechte dat er nog voldoende mogelijkheden zijn voor een passend behandeltraject binnen FPC De Rooyse Wissel. Klager wil nergens meer aan meewerken. Hij is het vertrouwen in de instelling verloren. Hij werd bij binnenkomst vergeten, in die zin dat pas op de valreep van de driemaandentermijn een behandelplan is opgesteld, zonder dat daarover met klager is gesproken. De instelling heeft bovendien aantoonbaar onjuiste informatie aan de rechtbank verschaft. De instelling erkent ook dat er fouten zijn gemaakt.

Klager ervaart geen andere omgang sinds hij is overgeplaatst naar zijn huidige afdeling. Er worden op die afdeling geen verloven aangevraagd en gepraktiseerd. Volgens deskundigen is verlof voor klager wel aangewezen, omdat hij niet groepsgeschikt wordt bevonden. Er wordt steeds teruggekomen op eerder gemaakte afspraken. Klager wil in een nieuwe instelling met een schone lei beginnen. Verweerder neemt ten onrechte aan dat klagers houding daar niet zal veranderen.

Klagers tbs-traject wordt onnodig vertraagd en de spanningen bij hem worden onnodig opgevoerd. De vicieuze cirkel waarin klager, door zijn groepsongeschiktheid en zijn verblijf op een afdeling waar geen verloven plaatsvinden, zich bevindt kan enkel door een overplaatsing worden doorbroken.

In het kader van de vordering tot verlenging van klagers tbs wordt (is) een verlengingsrapportage uitgebracht. Ook als daarin wordt ingegaan op het vervolgtraject, betekent dat niet dat er mogelijkheden voor behandeling in FPC De Rooyse Wissel zijn. Klagers vertrouwen in de kliniek is zodanig beschadigd dat voortzetting van klagers behandeling aldaar inmiddels onmogelijk is geworden.

Er is sinds het verzoek tot overplaatsing geen sprake van een verbetering, maar eerder van een verslechtering, zoals de instelling ook erkent. Klager verblijft sinds 23 april 2020 tot heden (12 november 2020), op enkele weken na, in afzondering, terwijl de rechtbank op 5 november 2020 heeft beslist tot voorwaardelijke beëindiging van klagers dwangverpleging. Het ziet er niet naar uit dat aan deze situatie binnen afzienbare tijd een einde komt, nu de behandelrelatie ernstig is verstoord. De hoofdbehandelaar heeft op 22 oktober 2020 ook kenbaar gemaakt geen mogelijkheden meer te zien voor verdere behandeling.

Het blijft onduidelijk welk behandeltraject de instelling op 4 maart 2020 – ten tijde van de bestreden beslissing – voor ogen heeft gehad. Dat wordt, ook in retrospect, niet concreet gemaakt. Verweerder had nadere vragen moeten stellen om zich ervan te vergewissen dat er daadwerkelijk behandelperspectief bestond.

Het beroep wordt pas na enkele maanden behandeld. Uit de overwegingen van de rechtbank Noord-Nederland van 30 juli 2020 blijkt dat de instelling twee jaar niets heeft gedaan.

 

Standpunt van verweerder

Er waren geen behandelinhoudelijke redenen voor overplaatsing. De instelling achtte een overplaatsing niet geïndiceerd. De instelling schreef onder meer dat klager had aangegeven in geen enkele instelling aan een behandeling te willen meewerken. Hij nam niet deel aan de geïndiceerde interventies en hield zich afzijdig van contact met het behandelteam. De instelling zag nog voldoende mogelijkheden om een passend behandeltraject vorm te geven.

Klagers gedrag is sinds deze reactie van de kliniek op het verzoek tot overplaatsing niet wezenlijk veranderd. Hij is wel meer in contact geweest, maar dit kost veel inzet en klager kan nog steeds snel in de weerstand schieten. De instelling ziet echter (nog) wel voldoende mogelijkheden voor een passend behandeltraject.

Er wordt een onafhankelijk multidisciplinair onderzoek verricht. Het eerste gesprek met de rapporteurs heeft op 6 april 2020 plaatsgevonden. Klager heeft daaraan meegewerkt. De uitkomsten van het onderzoek worden door de instelling meegenomen bij het bepalen van het vervolgtraject. De rapporteurs zullen de rechtbank een voorwaardelijke beëindiging adviseren, maar de instelling zal een verlenging van twee jaar adviseren. Na de verlengingsbeslissing van de rechtbank zal het overplaatsingsverzoek opnieuw door de instelling worden overwogen. Het wordt dus van belang geacht om de verlengingszitting af te wachten.

Inmiddels is duidelijk dat de dwangverpleging voorwaardelijk wordt opgeheven. De rechter heeft aangegeven dat klager in een beschermde woonvorm dient te worden ondergebracht. Daarom wordt op dit moment wel gezocht naar een vervolgvoorziening. Dat maakt de bestreden beslissing destijds echter niet onredelijk en onbillijk. De kliniek zag immers nog mogelijkheden voor de behandeling. Er zouden nog rapportages worden opgemaakt. Een overplaatsing werd niet aangewezen geacht. Verweerder kon niet voorzien dat de stand van zaken nu anders is. Verweerder gaat uit van de juistheid van de informatie van de instelling. De informatie die er nu is, was er toen niet.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Klager verblijft op dit moment in FPC De Rooyse Wissel. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een andere instelling (niet zijnde FPC Dr. S. van Mesdag), omdat hij geen vertrouwen meer heeft in (het behandeltraject in) FPC De Rooyse Wissel.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder op het moment van de bestreden beslissing in redelijkheid kunnen concluderen dat het niet in het belang van klagers behandeling was om hem over te plaatsen naar een andere instelling. De instelling gaf immers aan nog behandelmogelijkheden te zien en benadrukte daarbij ook dat klager had aangegeven in geen enkele instelling te zullen meewerken aan een behandeling. Verweerder mocht hierop vertrouwen. De beroepscommissie volgt klagers raadsvrouw niet in haar standpunt dat verweerder navraag had moeten doen hoe dat behandelperspectief er concreet uitzag. Bovendien werd er nog nader onderzoek gedaan door een multidisciplinair onderzoeksteam. Het komt de beroepscommissie niet onredelijk voor dat de resultaten hiervan werden afgewacht, voordat (eventueel) zou worden overgegaan tot overplaatsing.

Inmiddels is klagers tbs met dwangverpleging omgezet in tbs met voorwaarden. In dat kader wordt nu ook gezocht naar een geschikte verblijfsplaats voor klager, zo heeft verweerder ter zitting te kennen gegeven. Klager zal dus uit FPC De Rooyse Wissel worden geplaatst. Dat betekent echter niet dat de bestreden beslissing onredelijk of onbillijk is.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. A.C. Djadoenath en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven