Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3065/TA, 24 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3065/TA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 23 november 2006 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 februari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], hoofd behandelrapportage en [...], psychiater en hoofd
behandeling.
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt. Naar aanleiding van dit verslag zijn klager en zijn raadsman, mr. B.A. Fijma, alsmede het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk hierop te reageren. Op 20 maart 2007 ontving de
beroepscommissie een reactie van de raadsman.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing klager te separeren.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beslissing is niet ondeugdelijk gemotiveerd. In de schriftelijke mededeling van de separatiemaatregel zijn de redenen
aangegeven op grond waarvan de beslissing tot separatie is genomen. De dreigende situatie op 15 augustus 2006 is een van de redenen geweest. In de weekevaluatie is de situatie op 15 augustus 2006 wellicht op een andere manier beschreven dan in de
schriftelijke mededeling. De essentie van de situatie, namelijk dat sprake was van een dreigende situatie, blijkt duidelijk uit beide stukken. Het incident met de pan is niet de enige reden geweest. De dagrapportages en de psychiatrische decursus
kunnen
de onlastende schriftelijke verklaringen van medepatiënten, die door klager ter zitting van de beklagcommissie zijn overgelegd, weerleggen. Uit de gesprekken die de staf met de betrokken patiënten heeft gevoerd, blijkt dat zij zich bedreigd hebben
gevoeld. Dit blijkt ook uit de decursus van een arts assistent naar aanleiding van gesprekken met patiënten. Van belang is te onderkennen dat klager op een sterretjesafdeling verblijft. Op een dergelijke afdeling verblijven patiënten met een extreem
beheers- en vluchtgevaarlijke status. De regels op deze afdeling worden strikt nageleefd. Het gaat immers allemaal om ontregelde patiënten. Indien een incident plaatsvindt is het de taak van het personeel deëscalerend en therapeutisch op te treden. Op
15 augustus 2006 was er sprake van een interactie tussen twee patiënten die elkaar intimiderend benaderden. Klager is afgezonderd teneinde zijn kamer te kunnen strippen. Ook de andere patiënten zijn naar aanleiding van het incident ingesloten. Op 16
augustus 2006 is gepoogd met klager over het incident te praten. Er was echter geen contact met hem mogelijk waardoor de veiligheid niet kon worden gegarandeerd. Toen is besloten klager te separeren. De weekevaluaties zijn bedoeld als instrument om met
een patiënt in gesprek te treden. De dagrapportages en de decursus van de arts zijn werkaantekeningen en kunnen derhalve niet worden overgelegd. Het hoofd van de inrichting beschikt niet over de verklaringen van de patiënten waarnaar klager verwijst.
Deze zijn door klager tijdens de behandeling van zijn klacht voor de beklagcommissie overgelegd. Uit de dagrapportages van andere patiënten blijkt overigens dat zij zich wel bedreigd hebben gevoeld door klager. Enkele passages uit de betreffende
dagrapportages worden ter zitting voorgelezen.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in
beroep als volgt toegelicht. Klager heeft op 15 augustus 2006 een aanvaring gehad met een medepatiënt. De betreffende medepatiënt heeft tegen klager gezegd dat hij zijn moeder in het graf moest neuken. Klager heeft zijn familie gebeld die hem heeft
geadviseerd zich te laten insluiten. Hij liep vervolgens naar de pan die op het vuur stond en vroeg van wie de hamburgers waren. Klager erkent dat er sprake was van een gespannen situatie. Er zijn woorden gevallen. Hij heeft echter niet gedreigd. De
passage in de uitspraak van de beklagcommissie over het incident is juist. Klager heeft bij de behandeling van de zaak voor de beklagcommissie verklaringen van medepatiënten overgelegd. Het hoofd van de inrichting verwijst naar passages uit de
dagrapportages die wijzen op de dreigende situatie. Dat deze passages tegenstrijdigheden bevatten ten opzichte van de door klager overgelegde verklaringen mag niet in zijn nadeel worden uitgelegd. Klager meent dat de inrichting overdreven reageert.
Klager wil zijn naam gezuiverd hebben. Ten tijde van het incident verbleef klager niet op de sterretjes-afdeling. De sterretjesstatus was er immers bij klager af, omdat hij zich de afgelopen tijd voorbeeldig had gedragen. Dat klager wordt vergeleken
met
patiënten van de sterretjesafdeling is dan ook beslist onjuist. Klager was toen immers geen ontregelde patiënt meer. De andere patiënten zijn naar aanleiding van het incident niet ingesloten. Door het hoofd van de inrichting zijn ter zitting van de
beroepscommissie geen schriftelijke getuigenverklaringen in het geding gebracht. Op de tijdens de zitting voorgelezen passages heeft klager zich niet niet afdoende kunnen verweren. Twee patiënten hebben zich ten aanzien van het incident positief
uitgelaten over het gedrag van klager. Tegenover de inrichting hebben zij zich echter negatief uitgelaten. Er is dus sprake van tegenstrijdigheid in die verklaringen, zodat de verklaringen van die patiënten niet gebruikt kunnen worden. Ter zitting van
de beklagcommissie is door het hoofd behandeling verklaard dat niemand heeft gezien dat klager de pan zou hebben opgepakt en daarmee zou hebben gedreigd. De suggestie die van de aanvullende processtukken uitgaat, dat er wel getuigen zijn die hebben
gezien dat klager de pan zou hebben opgepakt, is onjuist. Klager heeft de pan immers nimmer dreigend opgepakt.

3. De beoordeling
Klager heeft ter zitting verzocht de behandeling van het beroep aan te houden teneinde zijn advocaat in de gelegenheid te stellen hem bij te staan tijdens de behandeling van de zaak. De advocaat van klager is in plaats daarvan in de gelegenheid gesteld
schriftelijk te reageren op het verslag van de zitting. De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding derhalve af.

Op grond van artikel 34, eerste lid jo. artikel 32, eerste lid, onder b Bvt kan het hoofd van de inrichting een verpleegde separeren indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.

Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting is gebleken dat klager op 15 augustus 2006 een aanvaring had met een medepatiënt. Klager stond in bijzijn van medepatiënten voor een pan die op het vuur stond. De wederzijdse verklaringen van
medepatiënten of er al dan niet sprake was van een dreigende situatie, spreken elkaar tegen. Klager heeft ter zitting echter bevestigd dat er sprake was van een gespannen situatie. De beslissing van het hoofd van de inrichting om klager te separeren is
niet enkel gestoeld op het voorval van 15 augustus 2006, maar ook op de grond dat de veiligheid niet kon worden gegarandeerd nadat klager op 16 augustus 2006 zich verbaal dreigend had uitgelaten in de richting van het personeel. Klager heeft daarbij
aangegeven niet meer in contact te zullen treden met de staf. Volgens de toelichting op de separatiebeslissing ontstaan van de kant van klager steeds meer conflicten met medepatiënten vanuit klagers achterdocht. Tegen de achtergrond van het
vorenstaande
heeft het hoofd van de inrichting in redelijkheid kunnen besluiten klager te separeren. De beslissing is niet gebrekkig gemotiveerd maar wordt gedragen door de door het hoofd van de inrichting aangevoerde feiten en omstandigheden. De beroepscommissie
zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en prof.mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven