Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3159/TA, 24 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3159/TA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 november 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij FPI De Rooyse Wissel te Maastricht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 februari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Loman, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridische
medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beperking van het voeren van telefoongesprekken van 25 tot 29 juni 2006;
b. het feit dat het bezoek van klagers partner in de periode van 24 juni tot en met 17 augustus 2006 en vanaf 7 september 2006 begeleid dient plaats te vinden en voor één uur per week;
c. de afwijzing van het verzoek van klager om zijn partner op 19 augustus 2006 met de deur dicht te mogen ontvangen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beslissingen zijn in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur en met het recht van klager op zijn privacy en ‘family life’, zoals
bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Klager betwist dat het bezoek van zijn partner onrust teweeg zou brengen bij medepatiënten en bij hemzelf. Voor andere patiënten mogen ook vrouwen op bezoek komen. Het behandelteam had voldoende zicht op de
problematiek van klager, aangezien hij ruim negen maanden op de afdeling Aswan verbleef en hij veelvuldig – ook onbegeleid – contact met zijn partner heeft gehad. Klager vindt het onzorgvuldig dat de inrichting eerst in oktober 2006 in breder verband
zijn casuïstiek heeft besproken. Hij heeft het ervoor kunnen houden dat ook voordien een zorgvuldige belangenafweging is gemaakt. Klager en zijn partner hebben tijdens de intake in de inrichting op 15 januari 2006 aangegeven dat zij nog immer een
relatie hadden, ondanks het zogenaamde indexdelict.
Klager is op 24 juni 2006 aangezegd dat hij niet met zijn partner mocht bellen. Dit is in strijd met de rechtszekerheid en de door klager verworven rechten. De redenering dat er geen sprake is geweest van beperkingen gaat niet op. Klager mocht tot 29
juni 2006 niet bellen met zijn familie. De telefoonnummers van zijn partner en directe familie zijn gescreend.
Klager meent dat door de beklagrechter ten onrechte wordt verwezen naar een uitspraak van de beroepscommissie. Gelet op de inperkingen van rechten op privacy en lichamelijke integriteit waarmee rechtzoekenden sinds bedoelde uitspraak van de
beroepscommissie worden geconfronteerd, had de beklagrechter op grond van voortschrijdend inzicht tot de conclusie moeten komen dat het houden van een deur op een kier moet worden gekenschetst als bezoek onder toezicht. Ook voor de bestreden beslissing
mocht klager overigens zijn bezoek ontvangen met een gesloten deur. Dit heeft klager mondeling afgesproken met een sociotherapeut. Klager ziet niet in op welke wijze en waarom veiligheidsrisico’s in de weg zouden moeten staan aan seksueel contact
tussen
klager en zijn partner. Hieraan doet niet af dat de partner van klager slachtoffer was van het zogenaamde index-delict. Klager is immers reeds veelvuldig in de gelegenheid gesteld zijn partner onbegeleid te ontvangen. Door de inrichting is niet
aangetoond dat toezicht nodig is. Klager is er altijd van uit gegaan dat het dienstdoende personeel hem al dan niet stilzwijgend toestemming heeft verleend om intimiteiten te ondergaan met zijn partner. Klager is nooit medegedeeld dat seksueel contact
niet was toegestaan. Voor klager was niet duidelijk dat ontdekking van seksueel contact een grote impact zou hebben. Bovendien is onbegrijpelijk dat klager na het incident van 24 juni 2006 zijn partner eerst begeleid, vervolgens onbegeleid en daarna
weer begeleid mocht ontvangen. Klager meent dat het beroep gegrond moet worden verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Omdat het incident heeft plaatsgevonden in het weekend is klager op zondag 25 juni 2006 aangezegd dat geen telefoonverkeer mogelijk
is met zijn partner en overige directe familie totdat nader overleg heeft plaatsgevonden over het incident. Het hoofd van de inrichting erkent dat het beleid niet duidelijk is geweest door klager afwisselend bezoek met en zonder toezicht toe te staan.
Klager communiceert niet rechtstreeks met het behandelteam en heeft geen duidelijke uitleg gegeven over het delict. Een geïntegreerde risicotaxatie is nog niet afgerond.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 38, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vijfde lid te stellen beperkingen, het recht op tenminste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te
voeren met personen buiten de inrichting.
Op grond van artikel 38, derde lid jo. artikel 35, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op het belang van onder meer: de
bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen; de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, en de bescherming
van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven.
Vast is komen te staan dat klager van 25 tot 29 juni 2006 is geweigerd te bellen met zijn partner, zuster, zoon en moeder. Op grond van artikel 54, eerste lid, onder d van de Bvt dient klager van deze beslissing onverwijld een schriftelijke mededeling
te ontvangen. Gesteld noch gebleken is dat bedoelde schriftelijke mededeling is opgemaakt en aan klager is uitgereikt. Het beroep dient derhalve formeel gegrond te worden verklaard.
Vast is komen te staan dat klager in strijd met de binnen de inrichting geldende regels op 24 juni 2006 tijdens het bezoek seksueel contact heeft gehad met zijn partner. Het feit dat de partner van klager slachtoffer is van het index-delict, vormt naar
het oordeel van de beroepscommissie voldoende grond tijdelijk het voeren van telefoongesprekken met de partner en overige directe familie te weigeren. Het beroep dient derhalve materieel ongegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het formeel gegrond verklaarde beroep aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

b en c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De wijze waarop klager zijn partner mag ontvangen – begeleid dan
wel onbegeleid met de deur van de ontvangstruimte op een kier – is weliswaar in strijd met het recht op eerbiediging van klagers privé-, familie- en gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, EVRM, maar deze inbreuk is gelet op het tweede lid
van artikel 8 EVRM gerechtvaardigd. Het beroep zal derhalve ten aanzien van deze onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag formeel gegrond en materieel ongegrond.
Zij verklaart het beroep wat betreft de onderdelen b en c van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en prof.mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven