Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3320/GM, 23 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3320/GM

betreft: [klager] datum: 23 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Tilburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 december 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De behandeling van klagers beroepszaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2007 die gehouden is in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Klager, zijn raadsman mr. G.J.A.M. Niederer en de inrichtingsarts van het h.v.b. Tilburg hebben schriftelijk meegedeeld dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 november 2006, betreft het niet tijdig bestellen van medicatie voor klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Er is geen sprake van een misverstand. Klager heeft tegen de inrichtingsarts gezegd dat hij alleen Seretide en Methadon bij zich had en geen Spiriva. Dit is ook op te maken uit de bij binnenkomst
door klager opgemaakte lijst. Eerst wist klager niet de juiste naam van de medicatie maar de inrichtingsarts heeft met klagers huisarts gebeld en van hem gehoord dat klager deze medicatie nodig had. De inrichtingsarts heeft tegen klager gezegd dat de
medicatie besteld zou worden. Klager heeft lange tijd moeten wachten op de medicatie.
De handelwijze van de medische dienst dient als onzorgvuldig te worden aangemerkt. Na het eerste gesprek op 6 november 2006 is door klager vervolgens meermalen gevraagd waar zijn medicijnen bleven. Uit de stukken blijkt dat een en ander op 21 november
2006 aan de orde is gesteld. Eerst na overplaatsing naar de locatie De Geerhorst te Sittard heeft klager op 18 januari 2007 Spiriva gekregen. In Tilburg heeft klager deze medicatie, hoewel deze hem is voorgeschreven, nimmer ontvangen.

De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Er is sprake geweest van een misverstand. De inrichtingsarts heeft van klager begrepen dat hij nog voldoende medicatie (Seretide) in eigen beheer had. Om die reden is niet direct een nieuwe voorraad besteld.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden omdat hij verhinderd was om ter zitting te verschijnen. Namens de voorzitter van de beroepscommissie is de raadsman meegedeeld dat er vooralsnog geen reden werd gezien om over
te gaan tot aanhouding van de behandeling van de zaak. De raadsman is in de gelegenheid gesteld om het beroep vóór de zitting schriftelijk toe te lichten en klager is in de gelegenheid gesteld om zijn beroep ter zitting mondeling toe lichten. De
raadsman heeft in een schrijven van 19 maart 2007 het beroep nader toegelicht. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het beroep mondeling toe te lichten.

De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek om de behandeling van de zaak aan te houden af.

Uit het medisch dossier is gebleken dat klager heeft aangegeven dat hij Seretide in eigen bezit had. Naar het oordeel van de beroepscommissie is klager niet opzettelijk Seretide onthouden maar berust het niet bestellen van deze medicatie op een
misverstand. De beroepscommissie zal het beroep op dit punt ongegrond verklaren. Voor wat betreft de verstrekking van Spiriva is uit het medisch dossier gebleken dat klager bij de medische dienst heeft aangegeven dat hij geen Spiriva meer in zijn bezit
had. Gebleken is dat desondanks vergeten is om deze medicatie voor klager te bestellen. De beroepscommissie is van oordeel dat op dit punt het handelen van de inrichtingsarts als onzorgvuldig dient te worden aangemerkt en in strijd met de in artikel 28
Pm neergelegde norm. Het beroep zal op dit punt gegrond worden verklaard en voor het door klager ondervonden ongemak zal aan hem een tegemoetkoming worden toegekend van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart voor wat betreft Seretide het beroep ongegrond en verklaart het beroep voor wat betreft Spiriva gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van het h.v.b. Tilburg toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven