nummer: 06/2962/TB-tussenbeslissing
betreft: [klager] datum: 23 mei 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Anker, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 13 november 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Anker, en namens de Minister [...], medewerker van de afdeling Juridische Zaken bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft na vernietiging van een eerdere beslissing van 16 november 2005 door de beroepscommissie (06/217/TB d.d. 3 augustus 2006) opnieuw beslist om klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna
Veldzicht).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 21 maart 1979 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 18 juni 1979
aangevangen. Op 29 oktober 1979 is klager geplaatst in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht. In verband met een poging tot verkrachting van een verpleegkundige van die kliniek is klager op 14 januari 1983 ter herselectie geplaatst in het Dr.
F.S. Meijers Instituut te Utrecht (hierna M.I.). Vervolgens is klager op 22 juni 1983 overgeplaatst naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Aldaar heeft klager een vanwege een in februari 1990 begaan delict opgelegde gevangenisstraf van een jaar
uitgezeten. In 1993 is klager een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd wegens een tijdens onbegeleid verlof op 6 februari 1993 begaan delict. Op 24 mei 1993 is klager opnieuw ter herselectie geplaatst in het M.I. Klager is op 27
januari 1994 overgeplaatst naar Oldenkotte. Vanuit die inrichting is klager op 7 mei 1999 wederom ter herselectie opgenomen in het M.I. Bij beslissing van 5 oktober 2000 heeft de Minister beslist klager te plaatsen in de Dr. F.S. Meijers Kliniek te
Utrecht (later Flevo Future genoemd). Deze inrichting heeft klager op 4 november 2004 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 3 december 2004 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar
ten
aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
De Minister heeft op 16 november 2005 beslist klager in een longstayvoorziening van Veldzicht te plaatsen. Op 13 december 2005 is klager geplaatst in een longstayvoorziening van Veldzicht. Klager heeft beroep aangetekend tegen laatstgenoemde beslissing
en dit beroep is door de beroepscommissie op 3 augustus 2006 gegrond verklaard, de bestreden beslissing is vernietigd en aan de Minister is opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen binnen uiterlijk drie maanden na ontvangst. Op 13 november 2006
heeft de Minister opnieuw beslist om klager te plaatsen in een longstayvoorziening van Veldzicht.
3. De standpunten
Namens klager is het volgende aangevoerd. Verwezen wordt naar hetgeen eerder is aangevoerd in het beroepschrift met betrekking tot 06/207/TB. De nieuwe beslissing is net niet binnen de gestelde termijn genomen. Hoeve Boschoord was een escape voor de
longstay. De motivering van de nieuwe beslissing is zeer mager. De overweging met betrekking tot de wachtlijst was niet juist. De beslissing is alleen gebaseerd op de brief van Hoeve Boschoord van 30 oktober 2006. De inhoud van de brief (is heel
verrassend en) kan de beslissing van de Minister niet dragen. Uit overwegingen van collegialiteit en klagers laag niveau van sociaal en emotioneel functioneren zou plaatsing in Hoeve Boschoord kunnen plaatsvinden in 2004/2005. Klager had toentertijd
hetzelfde IQ als nu en toen vormde dat geen enkel beletsel voor plaatsing, terwijl het nu de afwijzende beslissing draagt. De raadsman is in 2004/2005 betrokken bij alle onderhandelingen. Er hebben meerdere conferenties plaatsgevonden in de inrichting.
Klagers IQ was toen niet relevant omdat er een ander criterium van belang was: zijn emotionele zwakbegaafdheid. In de brief van Flevo Future van 29 november 2005 werden drie voorwaarden gesteld, waaraan klager zou moeten voldoen voordat hij geplaatst
kon worden in Hoeve Boschoord. Uit de stukken volgt dat ITZ zijn medewerking heeft toegezegd aan plaatsing in Hoeve Boschoord. De raadsman was aanwezig bij deze toezegging. Dat thans wederom wordt beslist tot plaatsing in een longstayvoorziening kan de
raadsman niet uitleggen aan klager. In 2004/2005 is klager niet in Hoeve Boschoord geplaatst door miscommunicatie. Klagers raadsman is zes maanden door ziekte uitgevallen en tussen hem en klager heeft in die periode geen communicatie plaatsgevonden.
Dit
vormde het breekpunt. Een tweede poging is in 2005 afgeketst op de brief van 29 november 2005 van Flevo Future in verband met de drie gestelde voorwaarden.
Volgens de beroepscommissie in de uitspraak in 06/207/TB was plaatsing in Hoeve Boschoord nog bespreekbaar. Klagers raadsman heeft onmiddellijk een brief gestuurd aan de Minister om hem uit te nodigen om aan tafel te gaan zitten met klager en Hoeve
Boschoord. Als dit brede overleg had plaatsgevonden dan waren partijen er nog wel uitgekomen. In plaats daarvan volgde de brief van Hoeve Boschoord waarin werd gesteld dat plaatsing niet mogelijk zou zijn in verband met klagers IQ.
Een plaatsing op een longstayafdeling kent geen wettelijke basis, maar de consequenties zijn enorm. Niet de rechter beslist tot plaatsing op de longstay maar de Minister, een politieke passant.
Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en de beslissing van de Minister opnieuw te vernietigen en in de uitspraak te overwegen dat er een brede conferentie dient plaats te vinden tussen alle betrokkenen.
Klager heeft hier nog aan toegevoegd dat een eerdere plaatsing in Hoeve Boschoord niet is afgeketst omdat hij niet eerst op een gesloten afdeling geplaatst zou willen worden zoals wordt gezegd. Klager heeft nooit plaatsing op een gesloten afdeling
geweigerd.
Namens de Minister is aangevoerd dat het beroep ongegrond zal zijn. De Minister heeft in alle redelijkheid kunnen besluiten klager te plaatsen in een longstayvoorziening.
De procedure is echter niet vlekkeloos verlopen. In een conferentie in 2004 zijn de mogelijkheden besproken. Nader onderzoek is door klager geweigerd. Uit de brief van Hoeve Boschoord van 30 oktober 2006 blijkt dat zij het IQ-criterium hanteren en niet
het criterium van sociale zwakbegaafdheid. De behandeling in Hoeve Boschoord is niet toegespitst op patiënten zoals klager. Bij een hoger IQ dan 80 kan weerstand ontstaan naar andere patiënten. Hoeve Boschoord heeft een heel beperkte capaciteit die
uitdrukkelijk bedoeld is voor zwakbegaafden.
De vertegenwoordiger van de Minister heeft een schriftelijke toelichting van Hoeve Boschoord van 12 april 2007 aan de beroepscommissie overgelegd.
Op de vraag van de voorzitter waarom niet nogmaals een gesprek heeft plaatsgevonden over de mogelijkheid van plaatsing in Hoeve Boschoord heeft de vertegenwoordiger van de Minister geantwoord dat het niet chic is gegaan, de procedure niet vlekkeloos is
verlopen en dat wellicht ook is teruggeschrokken voor een dergelijk overleg. In 2004 zijn er afspraken gemaakt waarvan gezegd kan worden dat daarmee bepaalde verwachtingen zijn gewekt. Of dat alleen aan de Minister kan worden toegeschreven of ook aan
de
raadsman, die een conferentie heeft belegd en een rondleiding heeft geïnitieerd in Hoeve Boschoord, is de vraag. Uiteindelijk is gebleken dat die verwachtingen niet terecht waren.
Gelet op het feit dat Hoeve Boschoord klagers IQ te hoog vindt voor plaatsing is er weinig reden om nog over plaatsing in Hoeve Boschoord te spreken. Dit inzicht is later verworven. Nu wordt ingezien dat zijn IQ te hoog was. Op zich is de hoogte van
zijn IQ geen nieuw gegeven, maar het werd niet eerder in de stukken vermeld. Gezien de brief van Hoeve Boschoord lijkt er geen bereidheid om nogmaals over plaatsing te spreken.
Gelet op de meest recente wettelijke aantekeningen functioneert klager goed in Veldzicht.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat klager de huidige situatie niet kan begrijpen. In 2004/2005 was het criterium voor plaatsing in Hoeve Boschoord zijn zwakke sociale en emotionele begaafdheid. Er is niet gebleken dat ITZ inmiddels nieuw beleid
hanteert. Inmiddels verblijft klager al lange tijd in Veldzicht waar geen behandeling plaatsvindt. Dat het niveau van de mensen om klager heen iets lager is, is voor klager niet schokkend. Hij zit al 26/27 jaar maar is nog niet toe aan plaatsing op een
longstayafdeling.
De Minister zet nu de hakken in het zand. In het verleden zijn er opbouwende gesprekken gevoerd. De raadsman meende dat partijen eruit zouden kunnen komen. De kans is nog aanwezig om met vertegenwoordigers van het Ministerie breed om tafel te gaan
zitten en eruit te komen. De optie van plaatsing in Hoeve Boschoord staat nog open.
Klager heeft nog aangevoerd dat een hoger IQ juist mogelijkheden biedt voor resocialisatie. In Veldzicht gaat het niet goed met hem. Hij houdt zich aan de regels en is rustig, maar dat is iets anders dan je goed voelen.
4. De beoordeling
In de uitspraak 06/207/TB van 3 augustus 2006 is de eerdere beslissing van de Minister om klager in een longstayvoorziening van Veldzicht te plaatsen vernietigd en is de Minister opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij is overwogen dat de
beroepscommissie ervan uitgaat dat er nog valt te spreken over de door Hoeve Boschoord gestelde voorwaarden verbonden aan plaatsing van klager aldaar. Gebleken is dat er geen gesprek heeft plaatsgevonden over bedoelde voorwaarden en dat Hoeve Boschoord
in een schrijven van 30 oktober 2006, nader toegelicht in een schrijven van 12 april 2007, zich thans op het standpunt stelt dat klager op grond van zijn IQ, dat is bepaald op 97, niet in aanmerking komt voor behandeling in Hoeve Boschoord. Argumenten,
die eerder reden vormden om klager mogelijk wel in Hoeve Boschoord te plaatsen zoals hersendisfunctioneel functioneren en emotionele labiliteit zijn klaarblijkelijk niet (meer) van belang. Enige uitleg ten aanzien van het inmiddels gewijzigde standpunt
van Hoeve Boschoord ontbreekt. Voor de Minister is hetgeen is overwogen omtrent klagers IQ, ondanks de bij klager gewekte verwachtingen, kennelijk doorslaggevend geweest om tot de bestreden beslissing te komen.
De beroepscommissie acht zich onvoldoende voorgelicht en acht het van belang dat Hoeve Boschoord, de vertegenwoordiger(s) van de Minister en klager en zijn raadsman voor een gesprek bijeenkomen om plaatsingsmogelijkheden in Hoeve Boschoord te
onderzoeken. Zij zal de behandeling van de zaak aanhouden opdat genoemd gesprek, waarvan verslag dient te worden opgemaakt dat dient te worden toegezonden aan de beroepscommissie, zal plaatsvinden binnen twee maanden na ontvangst van deze
tussenbeslissing.
Voortzetting van de behandeling van de zaak zal vervolgens wederom ter zitting plaatsvinden.
5. De tussenbeslissing
Schorst de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd en bepaalt dat binnen twee maanden na ontvangst van deze tussenbeslissing het onder 4. omschreven gesprek tussen Hoeve Boschoord, de vertegenwoordiger(s) van de Minister, klager en zijn raadsman
zal plaatsvinden. Na ontvangst van het verslag van dit gesprek zal de zaak wederom ter zitting geappointeerd worden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 mei 2007
secretaris voorzitter