Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8419/GB, 17 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8419/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 17 december 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft op 31 augustus 2020 een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.

Klagers raadsman, mr. A.M.J. Joris, heeft op 2 november 2020 namens klager beroep ingesteld tegen de vermeende (fictieve) weigering van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) om op het verzoek te beslissen.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder moet op grond van artikel 18, eerste lid, in verbinding met artikel 17, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) binnen zes weken beslissen op een verzoek tot overplaatsing. De termijn is verstreken. Klager heeft groot belang bij een spoedige beslissing. Zijn familie is nog niet in staat geweest hem te bezoeken. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is in het geding. Verzocht wordt aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

Op 7 oktober 2020 is positief beslist op klagers verzoek. Er is geen aanleiding om aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

 

3. De beoordeling

Verweerder heeft de beslissing van 7 oktober 2020 overgelegd, waarin positief is beslist op klagers verzoek. Daarom heeft klager in beginsel geen belang bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Nu klager in beroep om een tegemoetkoming heeft verzocht, zal de beroepscommissie het beroep echter inhoudelijk beoordelen.

Verweerder heeft de beslissing op klagers verzoek genomen vóórdat klagers raadsman beroep heeft ingesteld en bovendien binnen de wettelijke termijn van zes weken. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven