Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0336/GB, 15 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/336/GB

Betreft: [klager] datum: 15 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. van Straalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 februari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op 23 maart 2007 is klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. I. van Straalen, door een (plaatsvervangend) lid van de Raad gehoord. Hiervan is verslag opgemaakt.
Namens klager heeft mr. M. Pestman, advocaat in klagers strafzaak, op 20 april 2007 een nadere toelichting gegeven op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft in zijn beslissing van 6 februari 2007 het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de Terroristen Afdeling Nieuw Vosseveld te Vught (hierna: de terroristenafdeling), ongegrond
verklaard.

2. De feiten
Klager wordt vervolgd ter zake van een terroristisch misdrijf. Klager verbleef in het huis van bewaring Rotterdam te Krimpen aan den IJssel. Op 17 januari 2007 heeft de selectiefunctionaris klager geselecteerd voor de terroristenafdeling. Op 19 januari
2007 is de overplaatsing gerealiseerd.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.

Klager heeft tijdig beroep ingesteld, zodat hij ontvankelijk is in zijn beroep. Primair geldt dat hetgeen in het beroepschrift wordt aangevoerd, hier gehandhaafd blijft. Voorts wordt nog het volgende aangevoerd. Klager heeft een belang bij zijn beroep.
Door zijn plaatsing op de terroristenafdeling wordt er in feite een etiket op zijn persoon geplakt. Klager wordt als terrorist bestempeld, hetgeen zijn weerslag zal hebben in de behandeling van zijn strafzaak. Klager is van mening dat er nader
onderzoek
zou moeten worden gedaan naar zijn achtergrond. Daaruit zal naar voren komen dat hij niet tot de doelgroep van de terroristenafdeling behoort. Klager heeft slechts, in een periode van meerdere maanden, een drietal ontmoetingen gehad met personen die
van
terroristische misdrijven verdacht worden. Gesteld wordt dat klager een visum voor een of meer van die personen zou regelen en dat hij daarom een paspoort heeft gekopieerd. Objectief gezien zijn er geen concrete strafbare gedragingen vastgesteld. Er
ligt tegen klager enkel een getuigenverklaring voor. Klager is dan ook van mening dat hij ten onrechte in hechtenis verblijft. Ten aanzien van hem zijn er geen aanwijzingen van betrokkenheid bij het actief verspreiden van zijn geloof, een radicale
achtergrond of radicale contacten. Er worden tegen klager slechts algemeenheden naar voren gebracht. Klager hoort niet thuis in de terroristenafdeling. Klager is van mening dat in deze afdeling radicale moslims zouden moeten verblijven. Klager is niet
radicaal.

3.2. Namens klager is subsidiair door zijn raadsman mr. M. Pestman op 20 april 2007 schriftelijk nog het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht.
De plaatsing van klager op de terroristenafdeling voldoet niet aan de eisen van art. 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Met name wordt niet voldaan aan eisen waaraan een individueel regime
moet voldoen. Onder meer dient er sprake te zijn van een ernstig beheersrisico, ten gevolge waarvan het functioneren in een regime van algehele of beperkte gemeenschap niet mogelijk is. De selectiefunctionaris heeft een en ander enkel gemotiveerd met
de
verwijzing naar de aard van het delict waarvan klager verdacht wordt. Klager is van mening dat hier een nadere motivering nodig was, de enkele verdenking is onvoldoende om te komen tot de aanname dat er sprake zou zijn van een ernstig beheersrisico. De
beperkte rol die klager in het betreffende feitencomplex zou hebben gespeeld, leent zich daar niet toe en daarnaast is niet gebleken van andere omstandigheden die tot een beheersrisco zouden kunnen leiden. De beslissing van de selectiefunctionaris is
daarom onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast is niet gebleken dat de selectiefunctionaris heeft nagegaan of er sprake is van de algemene uitzondering van art. 20a van de Regeling. Ook is geen informatie opgevraagd bij het openbaar ministerie, terwijl
zulks, gelet op de voor klager geldende executie-indicator, wel nodig was geweest. Klager heeft veel last van het beperkende regime in de terroristenafdeling. Zo is hij (in ieder geval) tot 20 april 2007 niet in staat geweest telefonisch contact met
zijn moeder in Irak te onderhouden. Gelet op de voor de terroristenafdeling geldende regels met betrekking tot het telefoneren is het waarschijnlijk dat telefooncontact met zijn moeder in het geheel niet zal worden toegestaan. Ook blijkt onvoldoende
dat
de selectiefunctionaris rekening heeft gehouden met de strenge eisen die in de terroristenafdeling gelden. Klager is van mening dat er een onvoldoende belangenafweging plaats heeft gevonden, welke juist in dit geval wel op zijn plaats zou zijn
geweest.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wordt verdacht van het plegen van een terroristisch misdrijf. Klager voldoet derhalve aan het criterium van artikel 20a onder b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.

4. De beoordeling
4.1. De Terroristen Afdeling Nieuw Vosseveld is een inrichting voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt het volgende:
”In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die:
a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;
b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf;
c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of
verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden
die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of
veiligheid in de inrichting; tenzij uit informatie van het GRIP of het
Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling
niet is geïndiceerd.”.

De beroepscommissie is van oordeel dat artikel 20a van voormelde Regeling niet in strijd is met een hogere regeling en daarom verbindend moet worden geacht. De terroristenafdeling is een bijzondere opvang van gedetineerden zoals bedoeld in artikel 14
Pbw. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan de bijzondere opvang verband houden met het delict waarvoor men is gedetineerd. Op grond van artikel 8 Pbw is de terroristenafdeling tevens aangewezen als een inrichting met een individueel regime.
Het individuele regime vindt zijn grondslag in artikel 19 en 22 van de Pbw. Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 22 Pbw kan in een individueel regime eventueel per dag worden bepaald of en in welke mate een gedetineerde aan
gemeenschappelijke
activiteiten kan deelnemen. Nu klager niet volledig afgezonderd van andere personen is gedetineerd en hem – zij het in beperkte mate – activiteiten worden aangeboden terwijl voorts bezoek kan worden ontvangen, is het op klager toegepaste regime naar
het
oordeel van de beroepscommissie niet in strijd met artikel 3 EVRM.

Overigens laten ook de European Prison Rules (Rec(2006)2) ruimte over voor een individueel regime. De rechtskracht van deze regels is echter niet zodanig dat zij nationale wetgeving opzij zetten.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager is geplaatst op de terroristenafdeling op gronden die deze beslissing kunnen dragen. Immers vast is komen te staan dat klager wordt verdacht van een terroristisch misdrijf. Gelet hierop voldoet klager aan
het criterium van artikel 20a, onder a van de Regeling en is de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager op de terroristenafdeling niet in strijd met enige wettelijke bepaling dan wel onredelijk of onbillijk. De redactie van
voormeld artikel 20a bevat geen aanknopingspunten om andere eisen te stellen, zoals het aanwezig zijn van enig vluchtgevaar.

Klager maakt nog bezwaar tegen het regime van de terroristenafdeling. Zo klaagt hij onder meer over de mogelijkheden om te telefoneren. Op grond van de Pbw is de directeur verantwoordelijk voor de mate waarin de gedetineerde in staat wordt gesteld
individueel dan wel gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Voor zover klager meent dat de directeur jegens hem een concrete beslissing heeft genomen in strijd met de op hem rustende zorgplichten van de Pbw of het niet eens is met een
beslissing van de directeur, kan hij zich hierover beklagen bij de beklagcommissie.

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt – een en ander in onderling verband en samenhang bezien - met zich mee dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven