Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0971/GV, 14 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/971/GV

betreft: [klager] datum: 14 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 april 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager begrijpt dat zijn verzoek om algemeen verlof met name is afgewezen naar aanleiding van het
negatieve advies van het openbaar ministerie. Hij is echter inmiddels bezig om hulp te zoeken voor zijn problemen en heeft een intakegesprek gevoerd bij de kliniek “Terwille” in Groningen. Na ommekomst van klagers detentie zal hij daar opgenomen
worden,
momenteel staat hij op een wachtlijst. Anders dan de selectiefunctionaris aanvoert neemt klager dus wel eigen initiatief om aan zijn problemen te werken. Klager wil aan zijn toekomst werken en is voornemens niet meer te recidiveren. In de gevangenis
Veenhuizen kan dat nog niet omdat er geen goed aangeschreven therapeuten in de gevangenis werken. Klager bespreekt een en ander wel met de geestelijk verzorger.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen. Klager kent een verslavingsproblematiek. Die problematiek speelt al geruime tijd en hem is diverse malen duidelijk gemaakt dat hij, teneinde de recidivekans te verkleinen, aan die problematiek moet werken.
Dit is hem in 2005, toen eventuele detentiefasering in beeld kwam, duidelijk gemaakt. Hij gaf toen aan wel aan die problematiek te willen werken, maar heeft sindsdien nimmer enige actie ondernomen om daadwerkelijk tot een behandeling te komen. Klagers
problematiek is in de gevangenis Veenhuizen met enige regelmaat aan de orde geweest. Er is een gesprek geweest met Verslavingszorg Noord Nederland teneinde hem geplaatst te krijgen op de EIPV van de penitentiaire inrichting Veenhuizen. Klager wenste
met
dit voorstel niet in te stemmen. De selectiefunctionaris acht het recidivegevaar thans nog nadrukkelijk aanwezig. Klager zal eerst zelf initiatieven moeten nemen om tot verandering te komen. Dat voornemen van klager om na zijn detentie geplaatst te
worden in de stichting Terwille wordt door de selectiefunctionaris toegejuicht, maar hij vraagt zich af of klager dit uiteindelijk zal doorzetten. De selectiefunctionaris acht het gevaar voor recidive en het gevaar dat klager zich zal onttrekken aan
detentie op dit moment te nog groot.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Almelo heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof, omdat nog steeds geen aanvang is gemaakt met een behandeling van klagers problematiek en omdat het gevaar van ongewenste
confrontatie met het slachtoffer bestaat.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens verkrachting en diefstal. Aansluitend dient hij een taakstraf vervangende hechtenis van 92 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5
oktober
2007. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van drie dagen alsmede een vervangende hechtenis van 7 dagen terzake van een door hem nog niet geheel voldane schadevergoedingsverplichting te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat – zo verstaat de beroepscommissie – er onvoldoende vertrouwen bestaat in een goed verloop van het verlof, met name omdat gevreesd wordt voor recidive. De beroepscommissie acht die vrees aannemelijk. De
verslavingsproblematiek, welke aanleiding vormt voor die vrees voor recidive, wordt door klager onderkend. Hij geeft aan wel stappen te hebben ondernomen om de problematiek te laten behandelen. Een mogelijke plaatsing op EIPV te Veenhuizen heeft klager
geweigerd. Er is evenwel daadwerkelijk nog geen aanvang gemaakt met de behandeling. Daarom kan (nog) niet worden gezegd dat klagers problematiek gewijzigd of afgenomen is.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze omstandigheid vooralsnog een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve advies van de inrichting, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve moet
de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet
onredelijk of onbillijk worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven