Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7439/GA, 6 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7439/GA

Betreft [Klager]

Datum 6 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel met cameratoezicht, vanwege fysiek agressief gedrag richting het personeel, ingaande op 25 mei 2020.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 29 juni 2020 het beklag ongegrond verklaard (VU 2020/895). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en mw. K.M. Smits, juridisch medewerker bij de PI Vught, gehoord op de zitting van 6 november 2020 in de PI Vught.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager lijdt aan Psychogene niet-Epileptische aanvallen (PNEA). Deze bestaan uit verschillende fasen. In de laatste fase gaat klager ‘out’. Vlak daarvoor kan hij zeer agressief worden. Als klager agressief wordt als gevolg van een PNEA, kan hij zich hier later niets van herinneren. 

De verweten gedragingen gebeurden tijdens een PNEA. Klager kan om die reden niet verantwoordelijk worden gehouden voor zijn gedrag. Klager vermoedt dat hij werd getriggerd door verschillende factoren. Klager moest stoppen met bellen. Hij werd aangesproken op zijn belgedrag door zijn mentor. Hij voelde toen al spanningen en hij heeft geleerd om dan de situatie te verlaten. Dat deed klager. Vervolgens werd hem nageroepen dat hij als hij problemen had maar moest “huilen bij zijn therapeut”. Klager kan zich dit moment nog herinneren, maar niet wat er daarna gebeurde. Toen klager wakker werd in de isoleercel, was hij gedesoriënteerd. Hij wist niet wat er aan de hand was. Hij hoorde pas later van zijn psycholoog en de medegedetineerden wat er was gebeurd.

Klager is geen agressieve man. Hij herkent zich ook niet in de gedragingen die hij heeft verricht. Een goed gesprek met klager had meer in de rede gelegen dan een disciplinaire straf. Klager is ook nooit boos. Aan klager is nooit eerder een disciplinaire straf opgelegd. Wel is het voor hem frustrerend dat de gedragsdeskundigen vaak niet weten wat een PNEA inhoudt.

De raadsvrouw overhandigt ter zitting een schrijven van psychiater De J. van 7 augustus 2020. Hierin staat onder meer – kort gezegd – uit welke fasen een PNEA kan bestaan.

Standpunt van de directeur

Het voorval is duidelijk genoeg omschreven. Het personeel kent klager al lang en heeft al vaker bij klager aanvallen gezien. Het personeel moet daar vaak op reageren en weet precies wanneer klager een PNEA heeft. In die aanvallen kan klager zichzelf verwonden. Er staat echter nergens beschreven dat hij dan ook agressief naar anderen is geworden of kan worden. Ook psychiater De J. beschrijft dit niet. Het personeel heeft waargenomen dat klager in dit geval erg boos werd, omdat hij niet mocht bellen. Zijn mentor merkte dat ook op. Pas later ging hij ‘out’. De directeur heeft voorafgaand aan het opleggen van de disciplinaire straf de situatie met een gedragsdeskundige besproken. De gedragsdeskundige heeft aangegeven dat het vertoonde gedrag van klager niet past bij een PNEA.

3. De beoordeling

Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd, omdat hij – na een gesprek met het personeel – met een dreigende en intimiderende houding op het personeel kwam aflopen. Het personeel zat in de bewaarderswacht. Klager sloeg een paar keer flink hard met zijn kruk tegen het raam. Ook probeerde klager de bewaarderswacht binnen te komen. Hij was gefixeerd op een vrouwelijk personeelslid, riep luid haar naam en keek haar strak aan. Klager bleef intimiderend richting het vrouwelijke personeelslid en kwam dreigend op haar aflopen. Het personeel moest hem tegenhouden en op afstand houden. Klager maakte een slaande beweging om het personeel heen, met het doel om het vrouwelijke personeelslid te raken.

Door en namens klager is aangevoerd dat klager niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn gedrag. Dit gedrag zou voortvloeien uit een PNEA, waardoor klager zich niet bewust was van zijn gedrag. Hij kan zich daar ook niets van herinneren.

De beroepscommissie overweegt dat de directeur zich voldoende heeft laten inlichten over de situatie van klager. Personeelsleden hebben al langer met klager te maken en herkennen bij klager wanneer hij een PNEA heeft. Ook heeft de directeur zich laten informeren door een gedragsdeskundige alvorens de disciplinaire straf op te leggen. Op basis van deze informatie – en de beroepscommissie heeft geen redenen om aan de juistheid daarvan te twijfelen – heeft de directeur klager verantwoordelijk kunnen houden voor de bedreiging en in redelijkheid de disciplinaire straf kunnen opleggen.

Het door de raadsvrouw overgelegde schrijven van psychiater De J. maakt het voorgaande niet anders, nu deze psychiater niet bij de behandeling van klager betrokken is en daardoor uitsluitend in algemene zin over het bedoelde toestandsbeeld kan oordelen. Uit deze stukken blijkt overigens niet dat een patiënt tijdens een PNEA agressief gedrag kan vertonen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 6 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven