Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5578/GA, 8 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5578/GA                      

Betreft [Klager]

Datum 8 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het ontbreken van een bepaling in de huisregels over het automatisch wekelijks afschrijven van de aansluitkosten voor de televisie (PL-2019-723);

b.         de strijdigheid van de huisregels inzake fasering en vrijhedenbeleid en het basisprogramma met hogere wet- en regelgeving en/of vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (PL-2019-724);

c.         de strijdigheid van de huisregels over het algemeen verlof met hogere wet- en regelgeving (PL-2019-724).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 19 november 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Beklag a: De kosten van klagers rekening-courant worden afgeschreven zonder een afgegeven of vooraf gevraagde machtiging. Ook in de huisregels, waarin de belangrijkste plichten en rechten behoren te zijn opgenomen, ontbreekt enige regelgeving omtrent het gebruik of de huur van de televisie en de mogelijke betalingen daarvoor. Op basis van artikel 46 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft de directeur een zorgplicht voor het behoorlijk laten verlopen van de financiële zaken rondom klagers rekening-courant. Als de directeur wekelijks een geldbedrag van klagers interne rekening haalt, moet daar ten minste een machtiging aan ten grondslag liggen, dan wel een verwijzing hierover in de huisregels zijn opgenomen. Nu van beide geen sprake is en de televisie wel is opgenomen in de celinventaris, hoeft klager niet automatisch aan te nemen dat voor de televisie moet worden betaald. Klager stelt voor de directeur op te dragen om op korte termijn een machtigingssyteem te ontwikkelen en in te voeren, zodat voor de automatische afschrijvingen een werkelijke grondslag bestaat. Tot die tijd is het redelijk dat de afschrijvingen voor de televisiekosten niet plaatsvinden.

Beklag b en c: Klager stelt dat er inzake het algemeen verlof wel sprake is van een strijdigheid met een hogere regelgeving, namelijk met de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Voorts bestond klagers klaagschrift uit meer voorbeelden uit de huisregels die in strijd zijn met hogere wet- en regelgeving. Het is opvallend dat de beklagrechter deze voorbeelden niet bij zijn oordeel heeft betrokken.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

3. De beoordeling

Voor zover klager klaagt over het tijdsverloop tussen het indienen van de klaagschriften en de uitspraak van de beklagrechter, stelt de beroepscommissie voorop dat de wetgever geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan het overschrijden van de in artikel 67, eerste lid, van de Pbw genoemde termijnen.

Beklag a.

Overeenkomstig de aanwijzingen in de Circulaire standaardisering fondsen (5623586/09/DJI) geldt – als algemene regel in de inrichting – dat de huur voor een televisieaansluiting voor gedetineerden €3,- per week bedraagt. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is niet gebleken. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie zal het beroep zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen, met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie wenst ten overvloede te benadrukken en de directeur mee te geven dat de huisregels bij uitstek geschikt zijn om de gedetineerde te informeren over zijn rechten en plichten, waaronder zijn financiële verplichting ten aanzien van het gebruik van de televisie.

Beklag b.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de bepalingen uit de huisregels over het basisprogramma, fasering en vrijhedenbeleid kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag c.

Klager heeft aangevoerd dat de huisregels met betrekking tot het algemeen verlof in strijd zijn met de Regeling.

Ten aanzien van hetgeen klager stelt over de duur van het verlof merkt de beroepscommissie op dat de in de huisregels gestelde duur van 76 uur is benoemd in het kader van het regimesgebonden verlof. Van strijdigheid met artikel 15 van de Regeling is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook geen sprake.

Artikel 4.3.3.2 van de huisregels van de PI Lelystad bepaalt verder dat een gedetineerde in aanmerking komt voor het verlenen van algemeen verlof, indien hij (onder meer) een werkelijke straf heeft van minimaal 135 dagen. Artikel 14 van de Regeling bepaalt dat een gedetineerde, ingeval de veroordeling onherroepelijk is, voor verlof in aanmerking komt wanneer hij een derde van de onvoorwaardelijk opgelegde straf heeft ondergaan en zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Dat brengt met zich mee dat een gedetineerde met een kortere straf dan 135 dagen niet in aanmerking komt voor algemeen verlof, omdat zijn strafrestant al kleiner dan drie maanden is, zodra hij een derde van de hem opgelegde straf heeft ondergaan. Van strijdigheid met artikel 14 van de Regeling is dan ook geen sprake.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, ten aanzien van beklag a. en c. met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 8 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven