Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6801/GM, 11 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6801/GM              

Betreft [klager]            Datum 11 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. E.R. Weening, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat ‘de medische behandeling / het medisch handelen van de arts / medische dienst van de PI Vught’ onvoldoende is.

Er bevindt zich geen bemiddelingsverslag van de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid in het dossier.

2. De ontvankelijkheid

In de artikelen 28 en verder van de Penitentiaire maatregel (Pm) is het beroep tegen medisch handelen geregeld. Sinds 1 mei 2011 is gestart met een nieuwe werkwijze en inmiddels bestaande praktijk inzake bemiddeling, die nog in de wet zal worden vastgelegd. Deze werkwijze valt uiteen in drie fases: die van voorbemiddeling, bemiddeling en beroep. De eerste fase is die van voorbemiddeling. In eerste instantie dient een klacht tegen medisch handelen van de inrichtingsarts te worden bemiddeld door het hoofd zorg van de inrichting waar de klacht speelt. Deze voert een gesprek met de klager en daarvan wordt verslag opgemaakt. Het hoofd zorg brengt zo nodig de betrokkenen met elkaar in contact. Het resultaat hiervan kan zijn dat het probleem wordt opgelost en dat de klager de klacht intrekt. Mocht dat niet tot een oplossing leiden, dan kan de klager zijn klacht doorzetten en stuurt het hoofd van de medische dienst de klacht en het verslag van het gesprek ter verdere bemiddeling door naar de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid (de tweede fase). Pas als bemiddeling door de medisch adviseur voor de klager niet bevredigend is, staat beroep bij een speciale beroepscommissie bij de RSJ open. Uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst van het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur kan een beroepschrift worden ingediend bij de beroepscommissie (vergelijk: Kamerstukken II, 2013/14, 33 844, nr. 3, p. 7-8).

De raadsman heeft op 29 augustus 2019 beroep ingesteld bij de RSJ tegen ‘de medische behandeling / het medisch handelen van de arts / medische dienst van de PI Vught’. De raadsman stelt dat klager de medisch adviseur heeft gevraagd te bemiddelen bij e-mails van 30 juli en 12 augustus 2019, maar dit heeft binnen de gestelde termijn niet tot enig resultaat geleid.

Bij brief van 16 september 2019 heeft de raadsman naar voren gebracht dat hij de wettelijke procedure heeft gevolgd. De raadsman heeft in eerste instantie bij brief van 19 juli 2019 de huisarts, van wie hij aanneemt dat hij het hoofd van de medische dienst is, aangeschreven en verzocht om bemiddeling. Pas daarna heeft de raadsman bij brief van 30 juli 2019 de medisch adviseur bij het ministerie om bemiddeling verzocht. Na ommekomst van de termijn van vier weken, is door de raadsman op 29 augustus 2019 beroep bij de RSJ ingesteld. Nu binnen de termijn van vier weken geen bemiddeling heeft plaatsgevonden en dus ook geen advies is gegeven door de medisch adviseur, gaat de raadsman uit van een fictieve weigering om te beslissen. In zijn e-mail van 21 april 2020 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat daaraan niet afdoet dat de medisch adviseur (pas) op 6 september 2019 alsnog een schriftelijke reactie heeft gegeven op het verzoek tot bemiddeling.

De beroepscommissie is niet gebleken dat klager de bemiddelingsprocedure heeft doorlopen zoals hiervoor is beschreven. Beroep instellen in verband met het uitblijven van bemiddeling door de medisch adviseur is niet mogelijk. Die mogelijkheid was er (mogelijk) wel na de ontvangst van de schriftelijke reactie van de medisch adviseur van 6 september 2019. Nu de beroepscommissie niet beschikt over een bemiddelingsverslag en ook geen beroepschrift na 6 september 2019 is ontvangen, beslist zij als volgt.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is op 11 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. M.P. Frankenhuis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven