Nummer R-19/5622/GA
Betreft [klaagster]
Datum 30 december 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagster heeft beklag ingesteld tegen de hoogte van het arbeidsloon.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 23 december 2019 het beklag ongegrond verklaard (ZI-2019-000932). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klaagsters raadsman, mr. B. van Elst, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster heeft recht op vergoeding zoals deze is omschreven in artikel 4a van de Regeling arbeidsloon gedetineerden (hierna: de Regeling). Doordat klaagster in de tussenfase van de ISD verblijft, zou de vergoeding van artikel 4a van de Regeling niet op haar van toepassing zijn. Hiermee wordt echter geen recht gedaan aan de situatie van klaagster. Zij verrichtte gedurende zes weken arbeid bij restaurant […] te Zwolle. Zij is door de PI Zwolle bezoldigd aan de hand van de artikelen 2, 3 en 4 van de Regeling, waaruit blijkt dat een gedetineerde recht heeft op een basisuurloon van €0,76 voor verrichte arbeid. Uit de wetsartikelen blijkt echter dat deze artikelen uitsluitend betrekking hebben op zaalarbeid en taakarbeid. Daarmee wordt bedoeld arbeid die binnen de muren van de PI wordt verricht. De arbeid die klaagster verrichtte valt onder geen van beide situaties. Dat moet leiden tot het oordeel dat voor klaagster geen wettelijke vergoeding kan worden vastgesteld in de zin van paragraaf 2 van de Regeling.
Artikel 4a van de Regeling ziet op buitenarbeid, of verrichte werkzaamheden in de huisdienst van een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI). Er is niet in de situatie voorzien dat een gedetineerde, zoals een persoon met een ISD-maatregel, buitenarbeid verricht, terwijl die zich formeel niet in een ZBBI bevindt. Het is redelijk en billijk om de bezoldiging naar rato van artikel 4a van de Regeling toe te kennen. Klaagster verrichtte voor vier dagen in de week, zeven uur per dag arbeid buiten de PI. Voor de overige drie dagen in de week was zij op verlof. Deze situatie komt niet overeen met het regime van een BBI of een gesloten inrichting, waardoor geen sprake kan zijn van vergoeding aan de hand van paragraaf 2 van de Regeling.
Uit de loonspecificaties van klaagster blijkt dat haar salaris iedere week sterk fluctueerde, waardoor geen sprake lijkt te zijn van één uitgangspunt. Het is redelijk en billijk haar aan de hand van artikel 4a van de Regeling een weekvergoeding van €111,36 toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De klacht ziet op de periode van 23 oktober 2019 tot en met 22 november 2019, voor het werk in restaurant […]. Aan klaagster is een ISD-maatregel opgelegd. De memorie van toelichting geeft aan dat op basis van de hoofdregel van artikel 47, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) slechts gedetineerden die tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld tot arbeid verplicht zijn. Aan klaagster is een vrijheidsbenemende maatregel opgelegd. Klaagster heeft aangegeven te willen werken. Derhalve is de Regeling arbeidsloon onverkort van toepassing. Uitgangspunt is dat klaagster loon (en geen vergoeding conform artikel 4a van de Regeling) wordt uitbetaald, conform artikel 1d van de Regeling, voor verrichte arbeid.
De PI Zwolle heeft klaagster voor elk uur dat ze heeft gewerkt een bedrag aan loon uitbetaald van €2,79 per uur, wat aansluit bij en gelijk is aan de vergoeding van artikel 4a van de Regeling. €111,36 gedeeld door 40 uur, maakt €2,79 per uur, hetgeen overeen komt met het schrijven van klaagster. De vergoeding vanuit artikel 4a van de Regeling arbeidsloon is niet van toepassing. Dit artikel is alleen gekoppeld aan gedetineerden die verblijven in een ZBBI, hetgeen aansluit bij RSJ 19 juni 2018, 17/4114/GA. Desondanks heeft klaagster loon ontvangen per gewerkt uur gelijk aan de vergoeding uit artikel 4a van de Regeling. Verder verwijst de directeur naar zijn verweerschrift op het beklag.
3. De beoordeling
Klaagster verblijft in een (gesloten) inrichting voor stelselmatige daders. Klaagster is van mening dat haar op grond van artikel 4a van de Regeling een weekvergoeding dient te worden toegekend. In zijn verweerschrift heeft de directeur aangegeven dat klaagster zich in de tussenfase bevindt en op grond van artikel 44d van de Penitentiaire maatregel (Pm) middels haar getekende verblijfsplan te werk is gesteld. Het betreft vrijwilligerswerk in een restaurant voor de stichting […].
De beroepscommissie overweegt dat artikel 4a, tweede lid, van de Regeling, waarnaar klaagster verwijst, ziet op de weekvergoeding ad €111,36 voor verrichte buitenarbeid of verrichte werkzaamheden in de huisdienst van een ZBBI. Dit is niet van toepassing op klaagster, die in de ISD van de PI Zwolle verblijft. De beloning van arbeid voor gedetineerden die niet in een ZBBI verblijven, is geregeld in de artikelen 2, 3 en 4 van de Regeling. Klaagster ontvangt loon conform deze regeling en overigens zelfs een hoger basisuurloon, dat (naar rato) gelijk is aan de vergoeding op grond van artikel 4a van de Regeling. Dit is een algemene, voor alle gedetineerden die niet in een ZBBI verblijven geldende regeling. Tegen een dergelijke regeling staat geen beklag open, behalve indien deze in strijd zou zijn met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is niet gebleken.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en klaagster alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar beklag.
Deze uitspraak is op 30 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter