Nummer R-20/5223/GA
Betreft […]
Datum 24 maart 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 20 en 22 september 2019, telkens vanwege een celinspectie, in afzondering is geplaatst.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 23 oktober 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (AE 2019/914). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. J.I. Echteld, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Klager is op 20 en 22 september 2019 in de isoleercel geplaatst, vanwege het laten plaatsvinden van celinspecties. Daarmee is zijn klacht gericht tegen een door of namens de directeur genomen beslissing. Op 20 september 2019 heeft klager een paar uur in de isoleercel doorgebracht. Op 22 september 2019 is klager vanaf 10:00 uur tot de volgende ochtend 7:00 uur in afzondering geplaatst. Anders dan de directeur stelt, zijn beide plaatsingen niet van zeer korte duur geweest. Bovendien is klager voorafgaand aan beide plaatsingen niet gehoord, terwijl niet is gebleken van vereiste spoed of een dringende noodzaak waardoor van het horen van klager mocht worden afgezien. Daar komt bij dat klager geen schriftelijke mededeling heeft ontvangen. Klager is hierdoor in zijn belangen geschaad. Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd. Naar aanleiding van vragen van de beroepscommissie heeft de directeur voorts aangegeven dat klagers celgenoot op 20 september 2019 drugs wilde laten invoeren en dat hij daarom net als zijn celgenoot tijdens de vermeende invoeractie en de daaropvolgende celinspectie van 22:00 uur tot 00:45 is afgezonderd. Op 22 september 2019 heeft het personeel voor de zekerheid nogmaals de cel geïnspecteerd, vóór aanvang van het dagprogramma (dus vóór 07:45 uur). De afzonderingscellen zijn altijd schoon. Elke afzonderingscel is voorzien van meubilair, zoals geregeld in de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van klager in beklag
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat de klacht zou zijn gericht tegen een algemene, voor alle gedetineerden in de PI Alphen, geldende regeling en er daarom geen sprake zou zijn van een door of namens de directeur genomen beslissing. De beroepscommissie volgt dit oordeel niet. In RSJ 21 januari 2014, 13/3162/GA heeft de beroepscommissie al geoordeeld dat een klacht over de plaatsing in een afzonderingscel tijdens een celinspectie een door of namens de directeur genomen beslissing betreft. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Inhoudelijk
De beroepscommissie heeft in RSJ 21 januari 2014, 13/3162/GA geoordeeld dat indien een gedetineerde voor het uitvoeren van een celinspectie zijn cel moet verlaten, hij tijdelijk in een andere ruimte kan worden ondergebracht. Deze andere ruimte kan een afzonderingscel zijn, mits dit – onder meer – voor korte duur is (vgl. recent ook RSJ 19 maart 2020, R 18/1416/GA). De beroepscommissie is van oordeel dat het voor korte duur onderbrengen van een gedetineerde in een afzonderingscel, in verband met een celinspectie, vanwege de aard en de duur daarvan, geen ordemaatregel vereist, als bedoeld in artikel 24 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Dit brengt met zich dat de directeur in die gevallen niet gehouden is om aan de gedetineerde een schriftelijke mededeling van die tijdelijke plaatsing te geven. De gedetineerde moet wel duidelijk worden gemaakt dat er enkel sprake is van een tijdelijke plaatsing in verband met een celinspectie (RSJ 21 januari 2014, 13/3162/GA; vergelijk ook RSJ 21 september 2020, R-20/5937/GA).
De beroepscommissie stelt vast dat klagers verblijf in een afzonderingscel op 20 september 2019, in verband met een celinspectie, enkele uren heeft geduurd. De beroepscommissie is van oordeel dat deze tijdelijke plaatsing niet onredelijk of onbillijk is geweest.
Ten aanzien van klagers plaatsing in een afzonderingscel op 22 september 2019 overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat klager op 22 september 2019 ’s avonds vanaf 22:00 tot 00:45 in een afzonderingscel is geplaatst. De volgende ochtend is hij nogmaals korte tijd (voor aanvang van het dagprogramma) in een afzonderingscel geplaatst. Beide keren was dit vanwege een celinspectie (naar aanleiding van concrete verdenkingen). Nu het ook hier steeds slechts enkele uren betrof, is de beroepscommissie van oordeel dat de plaatsing in afzondering niet onredelijk of onbillijk is.
De directeur heeft in zijn reactie op het klaagschrift – onweersproken – gesteld dat mondeling is medegedeeld waarom klager in afzondering werd geplaatst.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie verklaart het beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 24 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. S. Bijl, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf, secretaris.
secretaris voorzitter