Nummer R-20/5737/GA
Betreft [Klager]
Datum 30 december 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de onhygiënische en vrouwonvriendelijke staat waarin de bezoek zonder toezicht (BZT)-ruimte ter beschikking werd gesteld aan klager op 30 oktober 2019.
De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 24 december 2019 het beklag ongegrond verklaard (PL-2019-932). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager vindt het onbegrijpelijk dat hij niet door de beklagrechter is gehoord op zijn beklag van 30 oktober 2019. Klager stelt dat hij op zijn minst had mogen toelichten waarom hij meent dat hij een gegronde klacht heeft, temeer daar klager door de beklagrechter ontvankelijk in zijn beklag is verklaard. In de tweede plaats meent klager dat de directeur te allen tijde verantwoordelijk is voor het verschaffen van hygiënische ruimtes. De BZT-ruimte was vies en vrouwonvriendelijk. Zo lagen er nog restanten van een vorig BZT-bezoek in de ruimte, waarmee klager doelt op tampons met bloed en een vies bed. Met de wetenschap dat klager uitsluitend één eenpersoons onderlaken en slippers mag meenemen naar de BZT-ruimte, stelt hij dat hij met zijn partner geen schone en hygiënische ruimte kon betreden. Van een gedetineerde kan en mag niet verwacht worden dat hij een ruimte in de inrichting eerst grondig moet schoonmaken, voordat hij deze betreedt.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Klager heeft gesteld dat de ruimte waarin hij op 30 oktober 2019 BZT zou ontvangen onhygiënisch en vrouwonvriendelijk was. Het bed was vies en er lagen restanten van een vorig BZT-bezoek. Nu de directeur geen reactie heeft gegeven op klagers beklag en beroep, staat naar het oordeel van de beroepscommissie als onweersproken vast dat de BZT-ruimte in onderhavig geval vies was. De directeur dient er zorg voor te dragen dat klager daadwerkelijk invulling kan geven aan het hem toegekende BZT. Door hiervoor een vieze ruimte beschikbaar te stellen, voldoet de directeur niet aan voornoemde zorgplicht. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag gegrond verklaren. Zij acht een tegemoetkoming van €10,- op zijn plaats.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €10,-.
Deze uitspraak is op 30 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter