Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7674/TA, 11 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Nummer          R-20/7674/TA            

Betreft [klager]

Datum 11 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

1. De procedure

[klager] heeft beklag ingesteld tegen de oplegging van een postmaatregel, inhoudende dat het niet is toegestaan om bepaalde post of bijgesloten voorwerpen, met uitzondering van post van geprivilegieerde contactpersonen, te ontvangen.

De beklagrechter bij de instelling heeft op 22 juli 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €35,- (Me-2020-000079). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

Het hoofd van de instelling, klager en zijn raadsvrouw hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting van 30 oktober 2020 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad te worden gehoord.

[…], secretaris bij de Raad, was als toehoorder aanwezig.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

Het hoofd van de instelling kan de onderbouwing van de beklagrechter volgen. De theorie staat alleen te ver af van de praktijk waar de instelling dagelijks mee te maken heeft.

De aanwezigheid van drugs levert een gevaar op voor de orde en veiligheid in de instelling. In onderhavig geval was sprake van het aantoonbaar binnen smokkelen van drugs. Dit, in combinatie met feit dat instelling niet in staat is om alle meegesmokkelde contrabande te vinden, maakt dat er voldoende grondslag is om het ontvangen van postpakketten van netwerkleden op dat moment te weigeren.

Daarnaast verblijven in de instelling patiënten die met grote regelmaat brieven versturen naar netwerkleden, andere personen of instanties waarbij is gebleken dat inhoud hiervan ontoelaatbaar is, ofwel de netwerkleden of andere personen aangeven deze post niet op prijs te stellen. Er kan dan voor worden gekozen om verdere post gericht aan deze personen of instanties te weigeren. Deze werkwijze van de instelling is regelmatig getoetst door zowel de beklagcommissie als de RSJ, waarbij nooit een patiënt in het gelijk is gesteld op grond van bovenstaande overweging.

Standpunt van klager

In beroep is volstaan met een verwijzing naar hetgeen reeds schriftelijk bij het klaagschrift naar voren is gebracht, alsmede hetgeen door de beklagrechter is overwogen. Er is verzocht het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagrechter te bevestigen.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 35, vijfde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het derde lid. De door de instelling genoemde belangen (handhaving van de orde of veiligheid in de instelling en de voorkoming of opsporing van strafbare feiten) zijn twee van deze in het derde lid vermelde belangen.

Uit de memorie van toelichting van toelichting op artikel 35, vijfde lid, van de Bvt blijkt dat deze weigering alleen kan plaatsvinden nadat van de inhoud van de brief of poststuk kennis is genomen. Pas dan kan worden beoordeeld of de weigering noodzakelijk is met het oog op de in het derde lid vermeld belangen.

Het staat vast dat de instelling op 1 april 2020 de (voor onbepaalde tijd geldende) beslissing heeft genomen tot het niet toestaan aan klager om post of bijgesloten voorwerpen te ontvangen van netwerkleden.

De beroepscommissie is van oordeel dat de onderhavige beslissing, om klager op voorhand de ontvangst van postpakketten van zijn netwerkleden te weigeren, in strijd is met de hiervoor vermelde wettelijke bepalingen van de Bvt. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, hoewel gewenst geacht door de instelling, een dergelijke postmaatregel op te leggen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is op 11 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en drs. J. Wouda, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven