Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8143/TA, 1 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8143/TA

Betreft [klager]

Datum 1 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Het hoofd van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug (hierna: de instelling) heeft op 21 september 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. M. de Bruijn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en mevrouw […], jurist, en de heer […], psychiater, bij de instelling, via videobellen gehoord op de zitting van 30 oktober 2020.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. 

[…], secretaris bij de Raad, was als toehoorder aanwezig.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is onvoldoende aannemelijk geworden dat het gestelde gevaar mogelijk wordt veroorzaakt door een psychische stoornis. Tijdens een individueel luchtmoment zou klager hebben geschopt, gespuugd en geslagen. Uit dit enkele geval en klagers verleden wordt geconcludeerd dat sprake is van gevaar. Er is niet onderbouwd dat sprake is van een begin van een patroon. Klager stelt dat er slechts sprake was van een incident. Klager had die dag een slechte dag en hij was gefrustreerd.

Subsidiair is niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is niet gebleken dat mogelijke alternatieven zijn overwogen. In het verleden heeft klager bijwerkingen ervaren van de dwangmedicatie. Er dient dan ook voorzichtig te worden omgegaan met het toedienen van dwangmedicatie.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Aan klager is eerder medicatie toegediend. Dit is gestopt op 9 juni 2020. Op 9 september 2020 is opnieuw begonnen met toedienen van medicatie onder dwang. Eerst op grond van artikel 26 van de Bvt, vervolgens is de b-dwangbehandeling gestart en per 24 september 2020 de a-dwangbehandeling. 

Bij klager is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis- of andere psychotische stoornis. Klager is bekend met ernstige geweldsincidenten, voortkomend uit psychotische ontregeling en soms gebruik van drugs. Verbale en fysieke agressie en het gebruik of vervaardigen van steekwapens is een terugkerend patroon. Klager heeft een EVBG-status, vanwege de ernst van de dreiging van de agressie. Klager is een patiënt die tijdens een psychose tot levensgevaarlijk gedrag overgaat.

Klager ontregelt niet alleen bij het gebruik van drugs, daar hij ook psychotisch ontregelt indien hij geen toegang heeft tot drugs. In de afgelopen vier maanden is er, na het stoppen met antipsychotica, weer sprake geweest van episoden met toenemende gedragsontregelingen en uiteindelijk verbale en fysieke agressie naar derden onder regie van een geobjectiveerde paranoïde psychose, overigens onder abstinentie van drugs. Voorafgaand aan het stoppen met antipsychotica was er geen sprake van een psychotisch toestandsbeeld.

In de loop van de tweede maand na het stoppen met het antipsychoticum werden de eerste signalen van een insluipend recidief zichtbaar en op 25 augustus 2020 zijn de eerste afwijkende gedragingen zichtbaar. Op 27 augustus 2020 blijkt klager de, bij aanvang na het stoppen van de dwangmedicatie overeengekomen samenwerking, los te laten. Vanaf 1 september 2020 is er, naast toenemende gedragsontregelingen, ook sprake van verbale agressie. Het toestandsbeeld van klager verslechtert verder. Inmiddels is duidelijk te zien dat klager vermagert. Volgens klager voert de instelling een psychologisch experiment met hem uit. Daarnaast dreigt klager een sociotherapeut in het gezicht te slaan met zijn vuist omdat hij de vraag of men zijn deur mocht openen “stupide” vond.

Vanaf 5 september 2020 is er weer sprake van forse gedragsontregelingen, verbale en fysieke agressie richting derden, dit onder regie van een geobjectiveerde paranoïde psychose. Klager heeft een arts eerst bespuugd en op een later moment uitgescholden. Op 7 september 2020 is separatie noodzakelijk. Klager grijpt zichzelf bij zijn geslachtsdeel, begint zijn bovenlijf te ontbloten en valt een medewerker aan. Tijdens klagers verblijf in de separeer is contact niet mogelijk en klager houdt een continu monoloog, dat niet is te volgen.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht om te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 van de Bvt en artikel 16b, onder b, van de Bvt.

Het hoofd van de instelling heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. Het hoofd van de instelling heeft deze verklaringen overgelegd. De verklaringen voldoen aan de vereisten van artikel 16c, tweede lid, van de Bvt. Daarnaast heeft het hoofd van de instelling klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een a dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door het hoofd van de instelling verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis- of andere psychotische stoornis. Klager is bekend met ernstige geweldsincidenten, voortkomend uit psychotische ontregeling en soms gebruik van drugs. Verbale en fysieke agressie en het gebruik of vervaardigen van steekwapens is een terugkerend patroon. Klager heeft een EVBG-status, vanwege de ernst van de dreiging van de agressie.

De dwangbehandeling wordt noodzakelijk geacht, omdat het gevaar voor derden door fysieke agressie onder regie van de psychose, ondanks aanzienlijke overmacht en separatie, niet voldoende is afgewend. Motiverende gesprekken en het confronteren van klager met zijn afwijkende gedrag hebben niet geresulteerd in het accepteren van het innemen van medicatie. Bij klager ontbreekt enig ziektebesef en -inzicht. Gebleken is dat, indien medicatie wordt afgebouwd, klager binnen korte tijd reageert met agressie vanuit zijn psychose en er geen signalen van psychotische ontregelingen kunnen worden vastgesteld, omdat er geen contact is en zicht op zijn belevingswereld. Klager kan niet veilig worden begeleid zonder behandeling met antipsychotica.

Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit de bij hem vastgestelde psychische stoornis gevaar veroorzaakt en dat dat gevaar, zonder een geneeskundige behandeling, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 1 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven