Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8095/GV, 11 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8095/GV

Betreft [Klager]

Datum 11 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 10 september 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R. van 't Land, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het verzoek tot strafonderbreking is tweeledig. In de eerste plaats omdat klagers moeder ernstig ziek is en klager voor haar moet zorgen. Zij krijgt geen zorg van anderen. In de tweede plaats omdat hij voor zijn zoon wil zorgen. De gezinsvoogd heeft aangegeven dat het voor de geestelijke rust en ontwikkeling van zijn zoon noodzakelijk is dat klager en zijn zoon kunnen praten over de detentie(situatie) en het verleden van klager.

Door verweerder wordt aangevoerd dat de medische klachten van klagers moeder worden behandeld door een huisarts. Dat klopt niet. De huisarts monitort en is een contactpersoon als klachten toenemen of als er acute zorgen zijn. Dit betreft geen structurele begeleiding en behandeling die nodig is. Ook wordt ten onrechte ervan uitgegaan dat klagers zus voor hun moeder kan zorgen. Zijn zus is evenwel niet in staat om voor hun moeder te zorgen, vanwege eigen medische klachten. Andere familieleden kunnen ook niet bijspringen. Klager wil graag bezien welke structurele oplossingen in deze situatie geregeld kunnen worden voor het moment dat hij weer vast zit.

Er is een psychologisch rapport opgevraagd en toegezonden ter onderbouwing van de situatie van klagers zoon. Ook is er een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming ingestuurd met betrekking tot de opvoedkundige en emotionele ontwikkeling van klagers zoon. Uit de e mails van de gezinsvoogd volgt de noodzaak van de ondersteuning van klagers zoon door klager. De afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) kan niet vaststellen dat de noodzaak ontbreekt. Het negatieve advies van de afdeling IMA dat is overgenomen in de bestreden beslissing, ziet slechts op de situatie van klagers moeder en dus niet op de situatie van klagers zoon.

Klager verbaast zich over de stelling dat niet zou zijn aangetoond dat zijn moeder en zoon ook daadwerkelijk zijn moeder en zoon zijn. Er is bij de behandeling van het verzoek nooit gevraagd om bewijzen. Uit de onderliggende stukken blijkt voldoende dat de genoemde personen daadwerkelijk de moeder en zoon van klager zijn.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. Dit advies is een eigen invulling dan wel een eigen interpretatie van de noodzaak tot het tijdelijk verlaten van de inrichting. Dit is niet aan het OM, maar aan verweerder voorbehouden. Het verzoek tot strafonderbreking is niet ingegeven door enige dringende noodzaak in de lichamelijke en psychische aard van klager zelf, maar in die van zijn moeder en zoon. Het advies van het OM dient zich te beperken tot de persoon van klager. Het OM gaat daar evenwel niet op in. De politie adviseert wel positief.

De vrijhedencommissie (VC) heeft ook negatief geadviseerd. De VC baseert het advies op de adviezen van de afdeling IMA en het OM. Deze laatstgenoemde adviezen zijn, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is uiteengezet, foutief. Om die reden is het advies van de VC ook foutief. Het negatieve advies lijkt te zijn ingegeven door de aanname dat het contact met zijn zoon intern opgepakt kan worden. Dit is niet het geval. Gesprekken over vaderschap, verleden, detentie en relatie met zijn zoon dienen in het kader van de ontwikkeling buiten de inrichting plaats te vinden. Daarbij kan de gezinsvoogd niet of nauwelijks in contact komen met klager.

Op 12 september 2020 heeft er een ‘kind/vader’-dag plaatsgevonden. Daar hebben klager en zijn zoon elkaar ontmoet. Dit heeft een enorme impact gehad op zijn zoon. De indrukken die hij opdoet, moet hij verwerken. Hieruit blijkt dat het contact moet plaatsvinden in een goede setting, omdat dit een goede basis biedt om structuur op te bouwen.

Door de raadsman zijn aan de gezinsvoogd specifieke vragen gesteld, om duidelijkheid te krijgen over de noodzaak tot het hebben van contact tussen klager en zijn zoon. Met de gezinsvoogd is afgesproken dat het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting via klager zou lopen. Het feit dat de jeugdbescherming niet zelf een verzoek heeft ingediend, maakt niet dat zij de noodzaak hiertoe niet ziet. Het is voor klager onduidelijk waarom de noodzaak er wel zou kunnen zijn wanneer het verzoek vanuit jeugdbescherming zou komen. Wie het verzoek indient, is niet van belang.

Er wordt miskend dat het in deze zaak niet zozeer gaat om de mogelijkheid tot het hebben van contact tussen klager en zijn zoon binnen de Penitentiaire Inrichting (PI), maar dat het gaat om de vaststelling dat dit contact in een setting van de gevangenis niet goed is. De oplossing is om het contact te laten plaatsvinden buiten de gevangenis.

De rechtbank heeft het recidivegevaar onvoldoende zwaarwegend geacht en de voorlopige hechtenis geschorst. Het gevaar voor herhaling is minimaal. Een kans op het onttrekken aan voorwaarden is er niet, althans die kans is op geen enkele wijze onderbouwd. De politie kan een en ander begeleiden. Ook is er geen gevaar voor letselschade. Er zijn geen feiten en omstandigheden bekend die deze aanname rechtvaardigen. De mogelijkheid tot een ongewenste confrontatie met het slachtoffer kan eenvoudig worden ondervangen door aan de strafonderbreking voorwaarden te stellen.

Ten slotte wordt beschreven dat slachtoffers dienen te worden geïnformeerd bij een eventuele vrijlating. De straf die klager thans uitzit, betreft een zaak waarin geen sprake is van slachtoffers.

Standpunt van verweerder

Niet is gebleken dat klagers moeder dusdanige zorg nodig heeft dat klager daarvoor bij haar aanwezig moet zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat zij beperkt is in de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Klagers zus heeft regelmatig contact met de arts van hun moeder. Klagers moeder staat er dus niet alleen voor.

Het is te betreuren dat klagers zoon een moeilijke tijd doormaakt en het is begrijpelijk dat klager hem wil ondersteunen. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de zoon niet naar de PI wil om zijn vader te bezoeken. De PI heeft zich echter ingespannen om het contact tussen klager en zijn zoon te faciliteren. Ook tijdens de coronamaatregelen heeft klager, bij wijze van uitzondering, zijn zoon kunnen zien. Verder heeft de casemanager gezegd dat klager in een neutralere setting, zoals in de kantine, zijn zoon kan zien tijdens de zogenoemde ‘vader/kind’-dagen. Klager kan zich hiervoor inschrijven.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de PI Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager is sinds 23 oktober 2018 gedetineerd. Klager is onder andere in België veroordeeld, vanwege de invoer van een hoeveelheid harddrugs. In 2010 is het vonnis aangeboden ter executie na zijn eerder opgelegde straf. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 21 juni 2019 geoordeeld dat er geen gronden zijn om de tenuitvoerlegging van het vonnis af te wijzen. Daarnaast is klager tot vier maanden gevangenisstraf en één jaar ontzegging van de rijbevoegdheid veroordeeld, vanwege het meerdere malen rijden met een ongeldig rijbewijs en vanwege het rijden onder invloed. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 september 2023.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, om zorg te dragen voor zijn zieke moeder en om zijn zoon zoveel mogelijk te kunnen begeleiden bij zijn ontwikkeling.

Voor zover het verzoek tot strafonderbreking ziet op de zorg voor klagers moeder, overweegt de beroepscommissie als volgt. Vaststaat dat klagers moeder bekend is met chronische klachten, zoals hoge bloeddruk en klachten aan haar hart en rug, waarvoor zij onder behandeling staat van de huisarts. De medisch adviseur van de afdeling IMA heeft echter vastgesteld dat zij geen dusdanige zorg nodig heeft dat klager hierbij betrokken moet zijn. Hoewel de wens van klager om bij zijn moeder te zijn begrijpelijk is, overweegt de beroepscommissie dat uit het dossier niet is gebleken dat klagers aanwezigheid noodzakelijk is voor haar verzorging. Niet is onderbouwd dat klagers zus dan wel hulpinstanties niet in staat zijn de voor klagers moeder vereiste zorg te leveren.

Ten aanzien van het verzoek tot strafonderbreking om zijn zoon te ondersteunen in zijn verdere ontwikkeling, overweegt de beroepscommissie als volgt. Namens klager wordt aangevoerd dat het contact tussen zijn zoon en hem van belang is voor de ontwikkeling van zijn zoon. Hoewel de beroepscommissie hieraan niet twijfelt, dient zij de vraag te beantwoorden of klager daartoe de inrichting dient te verlaten. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de e-mailwisseling tussen de raadsman en de jeugdzorgmedewerker, overgelegd bij het verzoek tot strafonderbreking, blijkt dat contact met de ouders – dus niet enkel met klager – van belang is voor de ontwikkeling van de zoon, dat de ontwikkeling van de zoon op dit moment geen gevaar loopt door de detentie van klager en dat het nog onbekend is op welke wijze de zoon zal omgaan met de aan- en afwezigheid van klager. Uit de stukken volgt verder dat de PI zich voldoende heeft ingespannen om het bezoek tussen klager en zijn zoon doorgang te laten vinden, alsmede inspanningen pleegt om het bezoek binnen de PI in een neutrale omgeving te laten plaatsvinden.

Reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 11 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven