Nummer R-19/5220/GA
Betreft [Klager]
Datum 28 december 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van vijf dagen, vanwege de dreiging die van klager uitging, ingaande op 4 september 2020 om 16:00 uur, met inzet van het Interne Bijstandsteam (IBT).
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 11 november 2019 het beklag ongegrond verklaard (VU 2019/1690). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Vught in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager betwist de gang van zaken, zoals deze door de PI is geschetst en door de beklagrechter is overgenomen. Klager stelt dat de noodzaak om het IBT in te schakelen, dan wel om hem te separeren door het IBT, onvoldoende is gemotiveerd. Verzocht wordt om een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Klager bleef het personeel en het afdelingshoofd verbaal uitdagen. Het was niet mogelijk om klager op zijn gedrag aan te spreken of om hem daarin te sturen. Daarnaast gaf klager geen gehoor aan de opdrachten van het personeel om terug te gaan naar zijn kamer. Toen klager uiteindelijk naar zijn kamer ging, besloot hij zijn kamer te verlaten om zijn advocaat te bellen. Daarop ontstond een worsteling tussen klager en het personeel, waarop het personeel alarm heeft geslagen. Eenmaal ingesloten op zijn kamer bleef klager zich dreigend opstellen en trapte hij tegen de deur. Daarnaast had klager het cel-luikje afgeplakt en zijn cel donker gemaakt. Hierdoor had het personeel geen zicht meer op hem en kon zijn gemoedstoestand niet verder worden ingeschat. Gelet op deze situatie is het IBT verzocht om klager naar de afzonderingscel over te brengen.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat de directeur, in het belang van de handhaving van de orde en de rust in de inrichting, kan bepalen om het IBT in te zetten. Gelet op de aard en de ernst van de gegeven omstandigheden, met name de omstandigheid dat geen inschatting kon worden gemaakt van de gemoedstoestand van klager, overweegt de beroepscommissie dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager met bijstand van het IBT over te brengen naar een afzonderingscel. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 28 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf, secretaris.
secretaris voorzitter