Nummer S-20/4748/SGA
Betreft [verzoeker] Datum 23 november 2020
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Dordrecht (hierna: de directeur) heeft op 18 november 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve score op softdrugs bij een urinecontrole, ingaande op 18 november 2020 om 10:50 uur en eindigend op 23 november 2020 om 10:50 uur.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (PD-2020-000921).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Verzoeker stelt dat in de vier weken na de positieve score van 4 oktober 2020, toen hij >1000 scoorde, duidelijk sprake is geweest van afbouw.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker positief (74) scoorde op THC bij de urinecontrole van 4 november 2020. De directeur geeft aan dat verzoeker op 4 oktober 2020 ook positief (>1000) scoorde op THC en dat het niet mogelijk is om de THC/kreatinineratio bij deze urinecontrole te bepalen. Verder geeft de directeur aan uit onderzoek van het afdelingshoofd naar voren is gekomen dat er geen vier weken tussen de uitslagen van de urinecontroles zit, maar zes weken. Volgens de directeur is namelijk niet op 4 oktober 2020, maar op 24 september 2020 een urinecontrole afgenomen.
De voorzitter constateert dat in het schriftelijk verslag van 17 november 2020 staat dat verzoekers vorige urinecontrole van 4 oktober 2020 en “vier weken geleden” was maar dat uit nader onderzoek naar voren zou zijn gekomen dat de vorige urinecontrole op 24 september 2020 was en dus bijna zes weken geleden. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient voor de beoordeling van de vraag of sprake is van bijgebruik te worden uitgegaan van de THC/kreatinineratio. Nu van de vorige urinecontrole geen THC/kreatinineratio bekend is, kunnen de resultaten van deze urinecontrole en die van onderhavige urinecontrole van 4 november 2020 dus niet vergeleken worden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan dus ook niet met zekerheid worden vastgesteld, ook niet na bijna zes weken, dat de uitslag van de urinecontrole van 4 november 2020 duidt op het bijgebruik van cannabis. Dit geldt temeer nu bij de vorige urinecontrole een positieve score van >1000 is vastgesteld en bij die van 4 november 2020 een positieve score van 74. Nu niet met zekerheid is vast te stellen dat sprake is van bijgebruik, heeft de directeur niet in redelijkheid en billijkheid kunnen beslissen tot het opleggen van een disciplinaire straf aan verzoeker. De bestreden beslissing komt daarom voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 23 november 2020 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.
secretaris voorzitter