Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4470/GA en R-19/4471/GA, 9 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummers        R-19/4470/GA en R-19/4471/GA        

                                   

Betreft [klager]            Datum 9 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de handelwijze van het afdelingshoofd, bestaande uit het hem belemmeren in de uitoefening van zijn kunstenaarschap (Ta 2019-000163); en
b.         de inname van zijn teken- en schildermateriaal door zijn mentor (Ta 2019-000174).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 8 augustus 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Ter Apel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers persoonlijke spullen zijn nog niet terug gegeven. Over de overeenkomst die door het afdelingshoofd is opgesteld is niet echt gesproken. Klager heeft met niemand iets afgesproken en hij heeft niets ondertekend. Door die overeenkomst worden er sancties aan hem opgelegd. Het onderzoek had hier niet echt betrekking op. De mentor en het afdelingshoofd zijn verantwoordelijk voor deze schendingen.

 

Standpunt van de directeur

Het beroepschrift vormt geen reden om hier een nadere motivatie op te geven. De directeur houdt het bij de gronden zoals deze zijn aangevoerd in zijn verweerschriften van 9 juli 2019 en 10 juli 2019 en hetgeen ter beklagzitting is aangevoerd.

 

3. De beoordeling

Ten aanzien van beklag a

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Ten aanzien van beklag b

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen sprake zou zijn van een beklagwaardige beslissing, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw).

De beroepscommissie stelt vast dat de afspraken die met klager zijn gemaakt een uitzondering op de algemene regels betreffen en dat aan de uitvoering daarvan, waaronder het afnemen van spullen van klager, een individuele afweging ten grondslag ligt. Dit betreft een klager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing, als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Anders dan de directeur in zijn verweerschrift stelt, is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in het beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit beklagonderdeel in eerste en enige instantie afdoen.

Inhoudelijk stelt de beroepscommissie vast dat klager zich erover beklaagt dat hij zijn teken- en schilderspullen moest afgeven. Namens de directie is in het verweerschrift aangegeven dat gesprekken met klager zijn gevoerd en dat iedereen klager tegemoet wil komen, mits hij zich ook aan de regels houdt. Voorbeelden hiervan zijn dat klager, zoals alle gedetineerden, verplicht is naar de arbeid te gaan of dat hij geen inrichtingsspullen mag vernielen om te gebruiken als schildermateriaal. Zolang klager zich niet aan de gangbare regels houdt, zullen er geen/minder uitzonderingen ten goede van klager kunnen worden gemaakt. Voor wat betreft de extra zaken die klager op cel wil houden, bijvoorbeeld de schilderspullen, zijn er samen met klager afspraken gemaakt. In de periode voorafgaand aan de klacht heeft klager zich niet aan de afgesproken regels gehouden. De veelheid aan zaken die klager extra op zijn cel heeft mogen houden zijn daarom van de cel gehaald, hieronder ook de schilderartikelen. Kort na het indienen van de klacht heeft klager echter langzaamaan laten zien zich aan de regels te willen conformeren. Op 21 juni 2019 heeft klager daarom een gedeelte van de extra goederen terug gekregen op cel. Momenteel gaat het erg goed met klager en heeft hij inmiddels de extra zaken naar afspraak teruggekregen op cel.     

De beroepscommissie stelt vast dat artikel 45, tweede lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur een gedetineerde toestemming kan geven hem toebehorende voorwerpen waarvan het bezit niet is verboden in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben voor zover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen. Het gaat hier om een gunst en niet om een verworven recht. Uit artikel 45, derde lid, van de Pbw volgt dat de directeur voorwaarden kan verbinden die kunnen betreffen het gebruik van en de aansprakelijkheid van deze voorwerpen. Dit staat ook vermeld in artikel 4.9.1 van de huisregels. Het kan dus voorkomen dat een gedetineerde een bepaald voorwerp, dat hij reeds in zijn bezit had, alsnog om bepaalde redenen niet langer onder zich mag houden, of slechts onder bepaalde voorwaarden.

Uit de toelichting van de directeur blijkt dat klager tegemoetgekomen en gefaciliteerd wordt in het uitoefenen van zijn teken- en schilderkunst en dat daarover in gesprekken met klager afspraken zijn gemaakt. In dat kader heeft klager extra spullen op cel gekregen. Klagers spullen zijn in de periode voorafgaand aan de klacht afgenomen wegens het niet nakomen van de met hem gemaakte afspraken. Daarna heeft klager laten zien zich te willen conformeren aan de regels en heeft hij de goederen terug gekregen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag, maar dit beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 9 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.B. Oreel en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

             

secretaris        voorzitter

Naar boven