Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0442/GB, 10 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/442/GB

Betreft: [klager] datum: 10 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 20 februari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de beslissing tot beëindiging van haar deelname aan een penitentiair programma (p.p.).

2. De feiten
2.1. Klaagster is sedert 28 december 2004 gedetineerd. Zij verbleef in de locatie Ter Peel te Evertsoord. Vanuit deze inrichting is zij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 23 augustus 2006 is het programma aangevangen en op 11 september 2006
is klaagster administratief ondergebracht bij penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam. Op 12 januari 2007 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. De voorzitter van de beroepscommissie heeft op 28 februari 2007 de
tenuitvoerlegging van de beslissing van 12 januari 2007 geschorst tot het moment dat op het beroep zal zijn beslist.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster erkent dat zij op 9 januari 2007 een gesprek met de reclassering gemist heeft. Op 12 januari 2007 ontving zij uit handen van haar buurvrouw een brief van het Penitentiair trajectencentrum (PTC) welke was gedateerd 10 januari 2007. (de
beroepscommissie leest: 11 januari 2007) In die brief werd zij opgeroepen voor een gesprek op 11 januari 2007 om 09.30 uur. Op 12 januari 2007 heeft zij getracht telefonisch contact op te nemen met het PTC teneinde uit te leggen dat de brief haar te
laat had bereikt. Dat is toen niet gelukt omdat de telefoon bij het PTC niet werd opgenomen. Op maandag 15 januari 2007 heeft klaagster andermaal gebeld met het PTC en zij kreeg toen te horen dat zij zich niet meer hoefde te melden en dat zij
waarschijnlijk terug zou worden geplaatst in de gevangenis. Nadien heeft klaagster niets meer vernomen. De selectiebeslissing waarbij het p.p. wordt beëindigd, is niet naar klaagsters huisadres maar naar de p.i. Rijnmond verzonden. Op 5 februari 2007
is
een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift was, nu de selectiebeslissing niet aan klaagster is toegezonden, tijdig ingediend. De selectiefunctionaris had het bezwaarschrift daarom inhoudelijk moeten behandelen en had klaagster niet
niet-ontvankelijk mogen verklaren. Overigens geldt ook dat de beslissing op het bezwaarschrift niet aan klaagster of haar raadsman is gezonden maar enkel aan de p.i. Rijnmond.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster heeft zelf besloten haar p.p. te beëindigen. Zij heeft immers geen gehoor gegeven aan een oproep van haar trajectbegeleider. Daarop is haar een brief gezonden met een oproep om te verschijnen bij het PTC. Klaagster heeft ook aan die oproep
geen gehoor gegeven. Toen is besloten haar op de telex te plaatsen. Klaagster had overigens al na het missen van de eerste oproep op de telex gezet kunnen worden. De selectiefunctionaris is van mening dat de selectiebeslissing niet naar klaagsters
huisadres gezonden behoefde te worden omdat, indien klaagster dan daar toen aanwezig zou zijn geweest, zij aangehouden zou zijn omdat zij als voortvluchtig op de telex stond. Het sturen van de beslissing naar haar huisadres was daarom overbodig.

4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift
Op basis van art. 61, vijfde lid, van de Pbw, gelezen in verband met art. 17, tweede lid, van de Pbw, dient een bezwaarschrift te worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing
waartegen het bezwaar is gericht.
De beroepscommissie stelt vast dat de beslissing tot beëindiging van het p.p. (d.d. 12 januari 2007) is gezonden aan de p.i. Rijnmond, waar klaagster administratief was ondergebracht. Niet is vast komen te staan dat klaagster van deze brief kennis
heeft
gekregen. Daarom moet het bezwaarschrift worden aangemerkt als tijdig ingediend. Klaagster was mitsdien ontvankelijk in haar bezwaar. Het beroep is derhalve gegrond.

4.2. Ten aanzien van het bezwaar
De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing gegrond op de omstandigheid dat klaagster zich, na daartoe schriftelijk te zijn uitgenodigd, niet heeft gemeld op 11 januari 2007 om 09.30 uur bij het PTC.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de aan klaagster gezonden oproep om zich bij het PTC te melden op 11 januari 2007. Allereerst stelt de beroepscommissie vast dat die oproep, welke afkomstig is van het hoofd van het PTC Rijnmond, is gedateerd
op 11 januari 2007. Gelet op die datering, is niet aannemelijk dat die oproep klaagster heeft bereikt vóór het moment waarop zij zou moeten verschijnen, zodat er sprake was van een praktische onmogelijkheid om aan die oproep gehoor te geven. Zulks kan
aan klaagster mitsdien niet worden tegengeworpen. De conclusie dat klaagster zich toen aan detentie had onttrokken en dat het p.p. daarom beëindigd diende te worden, is daarom onjuist. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de bestreden beslissing is
genomen op gronden die deze niet kunnen dragen.

De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klaagster geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven