Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7943/GA, 17 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7943/GA                      

Betreft [klager]            Datum 17 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 31 augustus 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. E.W. Kempe, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en [...], juridisch medewerker bij de PI Vught, gehoord op de zitting van 9 oktober 2020 in de PI Vught.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Dat met de dwangbehandeling het beoogde effect wordt behaald, kan niet worden verwacht. Het gaat om een vergaande en ingrijpende beslissing. Klager voelt zich hierdoor ernstig in zijn persoon aangetast. De beslissing is disproportioneel en onredelijk.

De onafhankelijk psychiater heeft op 25 augustus 2020 tegen klager gezegd dat hij hem de vorige keer het voordeel van de twijfel heeft gegeven en dat hij het nu lastig zou vinden om zijn collega’s af te vallen. De psychiater blijkt toegang te hebben tot het systeem User. Anderen die betrokken zijn bij klagers behandeling kunnen ook bij de gegevens in dit systeem. De psychiater lijkt aldus bij de behandeling te zijn betrokken, wat in strijd is met artikel 46e, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beslissing is dan ook onzorgvuldig.

Geconstateerd wordt dat er geen sprake is van psychotische verschijnselen. Het kan daarom niet doelmatig worden geacht om antipsychotica toe te dienen. De psychiater verwacht een toegevoegde waarde, maar dat rechtvaardigt niet de inbreuk die wordt gemaakt bij een a dwangbehandeling voor de duur van drie maanden.

Er is niet voldaan aan het gevaarscriterium. Er is slechts sprake van ongewenst gedrag. De justitiële documentatie waarnaar wordt verwezen, bevat oude feiten. Voor de feiten waarvoor klager nu vastzit, zijn alleen maar ernstige bezwaren aangenomen. Gevaar voor fysieke agressie is niet gebleken. Dwangbehandeling is niet bedoeld om te voorkomen dat klager agressie van derden over zich afroept. Bovendien is dat niet aannemelijk gemaakt.

Klager ontkent hinderlijk gedrag te vertonen. Klager zou hard lachen en discussiëren. Hij is inderdaad extravert en men gaat met hem in gesprek. Maar hij doet dat op een prettige manier. Klager diskwalificeert het personeel niet, maar hij benoemt het wel als hij iets van het personeel merkwaardig vindt. Het is aan het personeel om daar adequaat op te reageren. Het personeel reageert echter verbaal agressief als klager bijvoorbeeld een artikel van de Pbw raadpleegt en daarover in gesprek wil gaan.

Er zijn geen rapporten van incidenten overgelegd. Klager is in een isoleercel geplaatst en toen zou sprake zijn geweest van geluidsoverlast en trappen tegen de deur. Dat is in die omstandigheden evenwel enigszins voorstelbaar en moet dus in dat perspectief worden gezien. Er is geen sprake van acuut gevaar. Klagers justitiële documentatie geeft daar op zichzelf ook onvoldoende aanleiding voor. Het gaat grotendeels om verouderde informatie en er zitten ook feiten tussen waarvoor klager niet-onherroepelijk is veroordeeld of waarvoor klager is vrijgesproken.

Het behandelplan dat is ontvangen, is van het begin van klagers verblijf en dit is nooit met klager besproken. Klager heeft geen behandelplan getekend. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat in het behandelplan is voorzien in de toepassing van een a dwangbehandeling.

Klager krijgt antipsychotica, terwijl er geen apert psychotisch toestandsbeeld is. Er wordt slechts gegokt dat deze medicatie effect zou hebben. De dosering wisselt. Klager was daardoor één keer zelfs een paar dagen van de wereld. Dat is enorm beangstigend. Over het middel en de dosering wordt in de bestreden beslissing echter niets opgemerkt.

Klager heeft dertig jaar geleden een psychose gehad. Hij bevindt zich thans echter in de hypomaniforme of de euforische fase en het gaat steeds beter. Er wordt ten onrechte uitgegaan van een manie, die zou kunnen leiden tot een psychose. Klager heeft zich na zijn psychoses lange tijd goed staande gehouden in de maatschappij.

Klagers voorlopige hechtenis werd op 22 april 2020 geschorst. Op 10 juni 2020 moest klager weer naar binnen, omdat de reclassering aangaf klager niet meer alles te kunnen bieden. Van april tot juni 2020 heeft klager – aanvankelijk zelfs op dagelijkse basis – gesprekken gevoerd met de GGZ. Klagers strafzaak wordt binnenkort inhoudelijk behandeld. Dat maakt dat hij nog meer belang heeft bij het stoppen met medicatie.

Standpunt van de directeur

Vanwege ontremd gedrag en een vermoeden van maniforme ontregeling, is klager op 6 augustus 2020 in het PPC van de PI Vught geplaatst. Sinds die datum weigert hij het hem voorgeschreven antipsychoticum. Tijdens de inkomstenvisitatie was klager niet coöperatief, dreigend en geladen. Hij verbleef daarop tot 14 augustus 2020 in afzondering. Daar plakte hij de camera af, gooide hij eten over de grond, sloeg hij met zijn kussen tegen de muur en schold hij het afdelingspersoneel uit voor NSB’ers. Ook wordt melding gemaakt van geluidsoverlast en schoppen tegen de deur.

Na overplaatsing naar de huidige afdeling, werd aanvankelijk mild gedrag gezien. Enkele dagen voor de bestreden beslissing is echter sprake van een duidelijke verslechtering. Klager is erg impulsief en hij laat zich op ongeremde wijze uit. Hij laat zich steeds moeizamer begrenzen en zoekt veelvuldig de discussie met het personeel op. Hij lacht regelmatig hard in de groep en hij mengt zich ongevraagd in gesprekken van anderen. Dat leidt tot onrust onder het personeel en medegedetineerden. Op 22 augustus 2020 raakt klager een mes kwijt, dat bij een medegedetineerde wordt teruggevonden. Op 24 augustus 2020 schreeuwt klager op zijn cel, omdat er volgens hem niet op tijd op zijn celoproep wordt gereageerd. Hij reageert vijandig en geagiteerd. Hij noemt daarbij op bedreigende wijze namen van personeelsleden en stelt “dat er binnenkort een personeelstekort zal zijn”.

Tijdens het gesprek met de directeur op 24 augustus 2020 is klager joviaal en neemt hij al snel de regie in het gesprek. Hij laat de directeur moeizaam uitspreken. Al snel valt op dat hij moeite heeft om zijn verhaal te structureren en dat hij zich verliest in details. Hij bagatelliseert en externaliseert zijn gedrag in de hiervoor beschreven situaties. Hij spreekt op diskwalificerende wijze over het personeel. Klagers antwoorden sluiten soms niet aan bij de gestelde vragen. De stemming is verhoogd, waarbij het affect ontremd is. Bij doorvragen over zijn psychische kwetsbaarheid, reageert klager afwerend en geprikkeld, waarbij hij ook psychomotoor een onrustige indruk maakt. Er is sprake van een maniform toestandsbeeld in het kader van een al bekende bipolaire stoornis.

Zonder dwangbehandeling kan het gevaar dat de stoornis in klagers geestesvermogen hem doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn worden weggenomen. Van 1991 tot 2000 doorliep klager een tbs-maatregel, vanwege gijzeling, gepleegd tijdens een manisch psychotisch toestandsbeeld. Dat is weliswaar enig tijd geleden, maar dat gevaar brengt klager dus wel met zich. Tot 2008 gebruikte klager een stemmingsstabilisator (Lithium), waar hij naar eigen inzicht mee zou zijn gestopt. Vanaf het najaar van 2019 werd hij meermaals door de crisisdienst beoordeeld, vanwege vermoedelijk (hypo)maniforme ontregeling. In februari 2020 werd klager gedwongen opgenomen in GGZ Emergis.

Klager is sinds 17 juli 2020 gedetineerd vanwege verdenking van bedreiging, gepleegd tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis waarin hij zich eerder bevond, vanwege geweld tegen beroepsbeoefenaars en huiselijk geweld. Klager is eerder veroordeeld voor huiselijk geweld (2008) en straatschenderij (2020).

Er is sprake van gevaar voor verbale en fysieke agressie van klager richting derden. Daarnaast is het denkbaar dat klager met zijn gedrag agressie van anderen over zich afroept. De maatregel is proportioneel, omdat deze ertoe dient om deze gevaren, voortkomend uit het maniforme toestandsbeeld, af te wenden. De directeur is verantwoordelijk voor de veiligheid van de medegedetineerden en het personeel.

Een psychiater die in dezelfde inrichting werkt, kan optreden als onafhankelijk psychiater, mits hij niet bij de behandeling is betrokken. Dat is in deze zaak het geval. User is het elektronisch patiëntendossier waarin onder andere medisch/psychiatrische zaken, diagnoses en voorgeschiedenis worden genoteerd. De onafhankelijk psychiater heeft toegang tot dit dossier. De onafhankelijk psychiater had eerder een ander oordeel, maar op grond van nieuwe informatie en bevindingen heeft hij zijn medisch oordeel veranderd. Dat werd niet ingegeven door de omstandigheid dat hij zijn collega’s niet zou willen afvallen.

Er zijn geen alternatieven voor een effectief en voldoende lang toegediend antipsychoticum, bij voorkeur gevolgd door een onderhoudsbehandeling met een stemmingsstabilisator. Afzondering of beperkingen hebben niet geleid tot verandering van klagers toestandsbeeld. Klager weigert vrijwillige medicatie-inname. Van het voorgeschreven antipsychoticum mag worden verwacht dat dit bijdraagt aan het verminderen van de ernst van de symptomen van de stoornis, die het gevaar doet veroorzaken, ondanks dat klager geen aparte psychotische verschijnselen laat zien. Bepaalde antipsychotica zijn namelijk ook geregistreerd als stemmingsstabilisator. Dat is gebleken en betreft geen gok. Een stemmingsstabilisator kan niet in injectievorm en dus niet onder dwang worden toegediend. Klager zou dit vrijwillig innemen, maar dat bleek hij te verzuimen.

Het behandelplan wordt iedere zes weken besproken. Er is informatie, gedateerd op 21 juli 2020, in opgenomen. Hoewel het behandelplan niet is gedagtekend, is het wel voldoende recent.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. Dat deze psychiater in dezelfde inrichting werkzaam is en (dus) in het elektronisch patiëntendossier User kan, is onvoldoende om hem niet onafhankelijk te achten. De beroepscommissie acht het bovendien geenszins aannemelijk geworden dat de psychiater zijn opvatting zou hebben aangepast om zijn collega’s niet af te vallen.

De directeur heeft de verklaringen van de psychiaters conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan – dat kennelijk niet al te lange tijd na 21 juli is opgesteld – overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis. Er is bij hem sprake van een maniform toestandsbeeld. Hij kende weliswaar geen psychotische klachten zoals overmatige achterdocht en paranoïde wanen, maar er was wel sprake van een maniform psychotisch beeld dat zich uitte in ontremd gedrag, overwaardige ideeën en het ontbreken van ziektebesef, met grensoverschrijdingen naar derden, gepaard gaande met fysieke en verbale agressie.

Klager heeft eerder vanuit een psychose geweldsdelicten gepleegd. Weliswaar is dat (voor een deel) een lange tijd geleden, maar klagers bipolaire stoornis is een life-time diagnose, dus die historische feiten kunnen ook nu nog meewegen bij de beoordeling van de vraag of klager een gevaar kan vormen voor derden. Klager is verder zeer duidelijk aanwezig op de groep door hard te lachen en door zich ongevraagd te mengen in gesprekken van anderen. Medegedetineerden storen zich hieraan.

Klager is niet goed aanspreekbaar op zijn gedrag, hij gaat veelvuldig de discussie aan en uit zich daarbij meer dan eens bedreigend. Kort voor de toepassing van de a-dwangbehandeling gooide hij eten over de grond, sloeg hij met zijn kussen tegen de muur en schold hij het afdelingspersoneel uit voor NSB’ers.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt (als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, aanhef en onder d., en tweede lid, aanhef en onder a., van de Pbw) en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Van antipsychotica mag een stabiliserend effect worden verwacht, terwijl klager zelf de orale inname van een stemmingsstabilisator (of antipsychotica) heeft geweigerd. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 17 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven