Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6776/TA, 21 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/6776/TA

 

betreft: [klager]                                                                  datum: 21 december 2020

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.R.R. Hetterscheidt, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2020 genomen beslissing van het hoofd van de instelling van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkburg, verder te noemen de instelling,  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Aanvankelijk was beslist om het beroep schriftelijk te behandelen in verband met de maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, nu onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer zou kunnen plaatsvinden. Door de beroepscommissie is echter besloten het beroep alsnog ter zitting te behandelen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 september 2020, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad zijn gehoord klager, en namens de instelling […], jurist en […], directiesecretaris. De beroepscommissie heeft […], psychiater bij voormelde instelling, door middel van videobellen gehoord. 

Mr. M.J. Hoogendoorn heeft schriftelijk laten weten dat van zijn kantoor niemand ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van het hoofd van de instelling van 16 april 2020, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Dwangmedicatie mag enkel en alleen als ultimum remedium worden gebruikt. In klagers zaak is daarvan geen sprake. Daarnaast is niet voldaan aan het gevaarscriterium. Klager heeft tijdens zijn detentie in het Justitieel Complex Zaanstad, waar hij verbleef voordat hij in de huidige instelling werd geplaatst, geen medicatie geslikt. Klager gedroeg zich als een modelgevangene en er hebben zich geen incidenten voorgedaan. 

Klager is van mening dat hij geen (dwang)medicatie dient te krijgen, omdat hij geen gevaar is voor zichzelf dan wel voor zijn omgeving. In de stukken staat niet beschreven waaruit de agressie bij klager zou bestaan. Er kan dan ook worden gesteld dat klager geen (dwang)medicatie nodig heeft en hij het op dit moment zonder goede gronden krijgt toegediend.

Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt dat dwangmedicatie noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor anderen. Ook is onvoldoende gekeken naar andere oplossingen om dit vermeende gevaar af te wenden. De toediening van medicatie heeft een averechts effect op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van klager. Verzocht wordt de dwangmedicatie stop te zetten, nu klager geen gevaar vormt voor zichzelf dan wel voor anderen.

Klager is goed in contact met de medewerkers in Veldzicht. Er hebben zich ook geen incidenten voorgedaan. Klager wil liever geen medicatie innemen. De medicatie vlakt zijn karakter af en hij is soms ongelukkig. Klager kan zich niet vinden in de stelling dat hij als gevolg van de medicatie rustiger is. Dat hij nu rustiger is, komt door zijn eigen inbreng. Klager is niet achterdochtig. Klager wil gewoon graag weten wat er over hem wordt besproken. Klager heeft tot op zekere hoogte vertrouwen in medewerkers.

Het hoofd van de instelling heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager heeft in het verleden tijdens floride psychotische episoden geweld gebruikt tegen het zorgpersoneel en medepatiënten. In de huidige setting is reeds tweemaal het verschil gezien tussen de gedragingen van klager wanneer hij wel of geen medicatie gebruikt. Bij binnenkomst in de instelling gebruikte klager geen antipsychotische medicatie. Hij was beleefd, maar ook achterdochtig. Zo wilde hij zijn dagrapportages lezen en hield hij zich niet aan aanwijzingen om goed controleerbaar te zijn door het luikje van de deur te blokkeren. Daarnaast trok hij zich terug op zijn kamer waardoor er geen zicht was op zijn toestandsbeeld en vroeg hij zaken na bij verschillende sociotherapeuten om te kijken of zij hetzelfde zouden zeggen.

Met antipsychotische medicatie verdween dit gedrag en was klager goed en gezellig in contact. Klager hield zich aan alle aanwijzingen ten aanzien van behandeling en veiligheid. Bij het stoppen met antipsychotische medicatie viel klager terug in zijn oude patroon. Er werden veranderingen geobserveerd met betrekking tot zijn gedrag. Klager verzocht wederom inzage in zijn dagrapportages, zocht geen contact meer met personeel en was afstandelijk. Hij toonde meer achterdocht in het contact en hij leek zijn dag- en nachtritme om te draaien. Dit gedrag verdween weer wanneer weer werd gestart met antipsychotische medicatie. Klager herkent de veranderingen in zijn gedrag zelf niet.

Klager is gediagnosticeerd met een psychotische stoornis. Klager moet, om verder te komen in zijn behandeling, antipsychotische medicatie innemen. Wanneer hij geen medicatie gebruikt, stagneert zijn behandeling en is er sprake van een toestandsbeeld met veel wantrouwen en gedragsproblemen, waaronder agressie. Klager heeft een periode in de gevangenis goed gefunctioneerd terwijl hij geen medicatie gebruikte, maar dat was zonder de benodigde behandeling voor de met agressie gepaard gaande psychotische stoornis.

Klager heeft in de gevangenis geen incidenten veroorzaakt. De voorgeschiedenis van klager laat echter zien dat er zich veel incidenten in verschillende instellingen hebben voorgedaan, zowel tegen zorgpersoneel als tegen medepatiënten. Klager is erg dreigend wanneer hij geen medicatie gebruikt. Hij heeft meermalen psychotische episodes gehad met agressie. Indien klager geen medicatie zou gebruiken, dienen er meer maatregelen te worden genomen om de veiligheid in de instelling te waarborgen. Gedacht zou dan kunnen worden aan een meermansbegeleiding en een zwaarder regime. Het gebruik van medicatie is noodzakelijk om klager te laten uitstromen uit de tbs. Dit houdt dan ook in dat klager gedurende zijn hele leven medicatie zal moeten gebruiken.

Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een instelling moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Het hoofd van de instelling heeft de beslissing tot toepassing van  a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. Het hoofd van de instelling heeft de verklaringen van de twee psychiaters overgelegd. Die verklaringen voldoen aan de vereisten als neergelegd in artikel 16c, tweede lid, Bvt. Voorts heeft het hoofd van de instelling het behandelingsplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling is vermeld.

Uit de verklaringen van de psychiaters, het behandelingsplan alsmede de mededeling van de bestreden beslissing blijkt het volgende. Klager is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken, psychotische kwetsbaarheid en cannabismisbruik. Klager maakte op zijn veertiende zijn eerste psychotische episode door. Psychosen traden door de jaren heen verschillende malen op. Er is bij klager sprake van agressie met en zonder psychotische episoden. Er lijkt sprake van instrumentele agressie naast agressie onder invloed van psychose. Daarnaast is sprake van een basale achterdocht in de periodes dat klager vrij is van psychose. Op het moment dat klager antipsychotische medicatie gebruikt is sprake van minder agressie.

Bij klager is een patroon te zien waarbij hij eerst wegens verward en/of dreigend gedrag gedwongen wordt opgenomen en vervolgens antipsychotica krijgt. Hierop reageert klager redelijk goed. Tijdens eerdere detentieperiodes hebben er verschillende incidenten plaatsgevonden, waaronder het dreigen met een potlood en het maken van steekbewegingen met zijn tandenborstel richting het personeel.

Door zijn beperkte verstandelijk vermogens is klager verminderd in staat om zich op een goede manier staande te houden op de afdeling en is hij afhankelijk van de hulp van hulpverleners en de regels waarin hij zich moet schikken. Dit terwijl hij veel moeite heeft om autoriteiten te accepteren, een basale achterdocht aanwezig is en zijn manier van oplossen van conflicten agressie is. Dit versterkt elkaar in negatieve zin. Door antipsychotische medicatie te gebruiken wordt de kans op psychotische ontregeling met agressie kleiner en wordt de basale achterdocht - die speelt in het dagelijks contact op de

Afdeling - minder, waardoor er een behandelrelatie kan ontstaan.

Zonder medicatie vervalt hij in conflicten (met of zonder psychose) die gepaard kunnen gaan met ernstige agressie. De kans op herhaling van agressieve incidenten zonder antipsychotica wordt hoog geacht.

Klager heeft eerder medicatie onder drang ingenomen. Hierop verbeterde klagers toestandsbeeld. Wel bleef hij tegen de medicatie en diende hij hierover klachten in. Momenteel weigert klager medicatie in te nemen.

Het hoofd van de instelling kon, gelet op klagers voorgeschiedenis, in redelijkheid inschatten dat bij het laten voortduren van de situatie geen enkel perspectief bestond op behandeling, laat staan resocialisatie, met als gevolg dat een langdurig verblijf in een tbs-instelling dreigt. Daarmee is sprake van het gevaar van maatschappelijke teloorgang. Verder is sprake van gevaar voor derden. Er is voldoende aannemelijk geworden dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager voor zichzelf en anderen doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen.

Gelet op de informatie uit de verklaringen van de psychiaters en het behandelingsplan (zoals hierboven is weergegeven), is de beroepscommissie ook van oordeel dat de a-dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

De beslissing van het hoofd van de instelling om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt toe te passen kan dan ook niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. F. Bruggeman en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 21 december 2020.

                  

      

            secretaris                                voorzitter

Naar boven