Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4708/SGA, 12 november 2020, schorsing
Uitspraakdatum:12-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4708/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 12 november 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 10 november 2020 beslist verzoeker te plaatsen in een meerpersoonscel (MPC).

Verzoekers raadsman, mr. H.M.W. Daamen, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij ten onrechte geen contra-indicatie voor plaatsing in een MPC heeft gekregen. Verzoeker is 71 jaar oud. Hij valt daarmee in de risicogroep voor corona. Daarnaast heeft hij behoefte aan rust. Dit krijgt hij niet als hij geplaatst is in een MPC op een grotere afdeling. Verzoeker begrijpt niet waarom de behandeling van zijn eerder ingediende klaagschrift niet afgewacht kan worden en hij nu in een MPC geplaatst moest worden.

De directeur stelt dat hij op grond van artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) en de artikelen 2.2. en 2.2.1. van de huisregels van de locatie Roermond een gedetineerde een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte kan toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. De directeur moet bij zijn beslissing de in artikel 11a van de Regeling genoemde factoren en omstandigheden een rol laten spelen. De directeur voert aan dat dat er momenteel geen contra-indicatie is op grond waarvan verzoeker niet een MPC geplaatst zou kunnen worden. In principe zal iedere gedetineerde, zonder contra-indicatie, een bepaalde tijd samen met een medegedetineerde een cel moeten delen. Verder voert de directeur aan dat verzoeker en zijn celgenoot al langere tijd in detentie verblijven en dat zij allebei geen symptomen vertonen die duiden op het coronavirus. Voorts worden binnen de locatie Roermond de nodige maatregelen getroffen op advies van het RIVM en het ministerie van Justitie en Veiligheid, aldus de directeur.

De voorzitter overweegt dat de directeur bevoegd is een gedetineerde een verblijfsruimte toe te wijzen. Hierbij dient de directeur onder andere te kijken naar de beschikbaarheid van cellen (MPC´s en éénpersoonscellen), het aantal gedetineerden en eventuele contra-indicaties. Voor verzoeker is geen contra-indicatie afgegeven voor plaatsing in een MPC. 

De voorzitter overweegt verder dat het plaatsen van een gedetineerde in een MPC op dit moment in beginsel betekent dat de door de RIVM aanbevolen afstand van 1,5 meter niet in acht kan worden genomen. Dit vergroot het risico op besmetting met het coronavirus voor verzoeker en zijn celgenoot.

Daarnaast overweegt de voorzitter dat verzoeker 71 jaar oud is en daarmee in een risicogroep valt. Door de directeur is, anders dan de hiervoor genoemde algemene argumenten, niet ingegaan op verzoekers specifieke situatie, zodat onvoldoende is gebleken waarom verzoeker op dit moment in een MPC geplaatst diende te worden. Gelet hierop is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zodanig onredelijk dat de tenuitvoerlegging van die beslissing voor schorsing in aanmerking komt.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 12 november 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven