Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6088/GA, 10 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6088/GA

Betreft Klager

Datum 10 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van Klager (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 13 februari 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. J.A. van der Lem, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het Coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft veel last van de bijwerkingen van de antipsychotische medicatie (cisordinol), zoals impotentie, bewegingsdrang en afvlakking van gevoelens en emotie. Klager meent geen antipsychoticum nodig te hebben. Klager heeft geen wanen. Van diazepam wordt klager rustig, maar dat krijgt hij niet. Klager is hier boos over.

Standpunt van de directeur

De behandelend psychiater heeft aangegeven dat bij klager sprake is van een gedesorganiseerd psychotisch beeld. Klager maakt regelmatig een verwarde, chaotische en agressieve indruk. Hij is dan moeilijk te benaderen en tot rede te brengen. Tevens kan hij zeer dreigend zijn. Bij klager is sprake van een forse intellectuele beperking met mogelijk een psychotische ontregeling. Op 10 januari 2020 is klager een b-dwangbehandeling opgelegd omdat sprake was van een acuut gevaar. Hij was uitermate geladen en geagiteerd. Hij dreigde de psychiater een ‘klap in zijn gezicht te geven waar hij 1,5 maand last van zal hebben’. Na de b-dwangbehandeling is met klager gesproken over een vrijwillige behandeling. Hij leek zich hierbij neer te leggen, maar na beëindiging van de dwangmedicatie weigerde klager zijn medicatie. Op 31 januari 2020 heeft klager wederom een b-dwangbehandeling gekregen in verband met een forse ontregeling. Klager stond naakt in de cel en heeft met de koelkast de cel gebarricadeerd. Klager moest met overmacht naar de afzonderingscel worden gebracht. Klagers toestandsbeeld verslechterde met de dag. Door de medicatie die hem onder de b-dwangbehandeling is gegeven, verbeterde het contact waardoor klager weer op de afdeling en in zijn eigen cel kon verblijven. Daarnaast zijn aan klager verschillende ordemaatregelen opgelegd. Op 9 januari 2020 is aan klager een ordemaatregel opgelegd in verband met een decompensatie. Klager was verward en achterdochtig en wilde in een afzonderingscel verblijven. Op 23 januari 2020 is de ordemaatregel met 14 dagen verlengd. Na het wekelijks depot leek het beter te gaan, maar klager liet wederom verwardheid zien. Hij was afwezig in contact en reageerde vertraagd en niet adequaat. Tevens deed klager verwarde uitspraken. Op 7 februari 2020 is de ordemaatregel nogmaals met 14 dagen verlengd. Klager was motorisch onrustig en maakte wilde bewegingen. Hij liet verbaal en fysiek provocerend gedrag zien en uitte zich in schelden, luid praten, schreeuwen en naakt lopen. Klager heeft verschillende malen bedreigingen geuit ten aanzien van personeel en medepatiënten, waarin hij heeft aangegeven: ‘Ik kan best iemand doodslaan, geen probleem’. De psychiater verbonden aan de Commissie van toezicht heeft als maandcommissaris een bezoek gebracht aan klager. Hij gaf aan dat na de eerste b-dwangbehandeling een duidelijke verbetering zichtbaar was. Nadien weigerde klager weer medicatie. Na de tweede b-dwangbehandeling was er tevens een verbetering te zien. De a-dwangbehandeling is volstrekt noodzakelijk gezien klagers toestandsbeeld. De keuze en dosering van de medicatie is aan de behandelend psychiater. Het toepassen van a-dwangbehandeling is noodzakelijk. De beslissing is redelijk en billijk en niet in strijd met de wet.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een gedesorganiseerd psychotisch toestandsbeeld. Klager maakt regelmatig een verwarde, chaotische en agressieve indruk. Hij versmeert zichzelf en de omgeving met ontlasting. Vanwege klagers verslechterde toestandsbeeld en ontregeling is hem in januari 2020 tweemaal een b-dwangbehandeling opgelegd. Beide keren verbeterde klagers toestandsbeeld. Klager meent echter, zo is ook zijn stelling in beroep, dat hij geen medicatie nodig heeft. Zonder medicatie zou klager niet op de afdeling maar langdurig in afzondering moeten verblijven.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepscommissie merkt nog op dat de keuze en dosering van de medicatie aan de behandelend psychiater is. De directeur mag hierbij afgaan op het medisch oordeel van de behandelend psychiater. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven