Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6768/GA, 12 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6768/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 12 november 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[…] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met televisie, vanwege zijn weigering om deel te nemen aan de arbeid, ingaande op 3 april 2020 (ZI 2020-000341).

De beklagrechter heeft op 21 april 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. M.F.M. Ortner in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Er worden maatregelen getroffen in de penitentiaire inrichting in navolging van de landelijke maatregelen van het kabinet om het risico op verspreiding van het virus (COVID-19) te verkleinen. Klagers gezondheid is gewaarborgd. Gedetineerden waarbij sprake is van klachten die kunnen duiden op de mogelijkheid van coronabesmetting worden in isolatie geplaatst op eigen cel en contacten worden tot een minimum beperkt. In navolging van de verlengde landelijke maatregelen van het kabinet verlengt de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) de eerder genomen maatregelen in alle DJI-inrichtingen tot en met 28 april 2020. Alle DJI-medewerkers vallen onder de cruciale beroepsgroepen. Een deel van de DJI-medewerkers heeft een vitale functie. Dit zijn functies waarvoor aanwezigheid op de werkplek noodzakelijk is. Ook voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen volgt DJI de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM). Dat betekent voor de DJI dat medisch personeel en medewerkers die in contact komen met mogelijk besmette justitiabelen persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken, zoals een masker en handschoenen. Ook BAD-medewerkers die binnenkomende justitiabelen moeten fouilleren en visiteren gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen.

Het uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij gedetineerden die geen (verdenking op) COVID-19 hebben is niet nodig. Beschermingsmiddelen zoals mondkapjes en desinfectiemiddel, waren ten tijde van de klacht überhaupt niet voorhanden en voorradig in geheel Nederland en enkel noodzakelijk voor ziekenhuizen. Bij begeleiding is geen mondmasker nodig. In het algemeen kan worden volstaan met begeleiding op afstand van anderhalve meter of vluchtig contact, tevens tijdens arbeid. Het personeel ziet hierop toe en attendeert de gedetineerden hierop. Klager kan hier zelf ook op toezien (zie ook RSJ 10 april 2020, S-20/3385/SGA). De medische diensten reageren snel en adequaat.

Volgens het interne corona actieteam worden gedetineerden in de risicogroep, die niet willen deelnemen aan de arbeid, vrijgesteld. Bij de medische dienst is een lijst van gedetineerden die vallen in de risicogroep. Daar hoort klager niet bij. De stelling van de raadsvrouw dat ten tijde van de klacht de sport en recreatiemomenten werden opgeheven is onjuist. Deze zijn niet opgeheven maar anders uitgevoerd. Op de arbeid is het mogelijk om je handen te wassen. Beschermingsmiddelen zijn niet verplicht of noodzakelijk. De gang is drie meter breed en het is mogelijk om anderhalve meter afstand te houden. Gedetineerden van verschillende afdelingen worden daar gefaseerd heen gestuurd. Het rekening houden met het houden van afstand begint bij een ieder voor zich en de gedetineerden dienen elkaar daarop onderling aan te spreken. Ook gedetineerden waarvan verdenkingen, vermoedens zijn of bij wie sprake is van symptomen, worden, zonder dat zij zichzelf melden, preventief met een ordemaatregel in quarantaine geplaatst op eigen cel. Binnen de PI Zwolle heeft zich tot op heden geen besmetting voorgedaan. Tot slot wordt verwezen naar een informatieblad voor justitiabelen met betrekking tot het coronavirus, informatie van de Rijksoverheid over het gebruik van mondmaskers en een brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 13 maart 2020 en naar de inhoud van het verweerschrift.

 

Standpunt van klager

Ten tijde van de klacht werden sport- en recreatiemomenten opgeheven. Toch werd klager verplicht naar de arbeid te gaan. Klager heeft geweigerd om naar de arbeid te gaan, omdat tijdens de arbeid de anderhalve meter maatregel niet in acht kan worden genomen. Daarbij komt dat gedetineerden op weg naar de arbeid met een hele groep door een smalle gang moeten lopen, waar ook nog personeel staat. Bovendien konden gedetineerden en personeel niet beschikken over beschermingsmaterieel en desinfectiemiddel. De directie verliest uit het oog dat niet iedere gedetineerde met klachten zich meldt. Ter onderbouwing wordt verwezen naar een krantenartikel. Bovendien kan het virus ook worden overgedragen door personen die geen klachten hebben. Omdat klagers gezondheid in de werkzaal niet kan worden gewaarborgd, heeft hij besloten niet naar de arbeid te gaan. Er zijn ook al gedetineerden in andere PI’s besmet geraakt met het virus en ook daar is een medische dienst aanwezig. Onder deze omstandigheden kan niet verwacht worden dat klager zijn gezondheid op het spel zet en om klager daarvoor te straffen is allerminst redelijk.

 

3. De beoordeling

Aan klager is een disciplinaire straf voor de duur van twee dagen in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd omdat hij op 3 april 2020 heeft geweigerd naar de arbeid te gaan, aangezien hij van mening is dat zijn gezondheid in verband met de uitbraak van het coronavirus tijdens de arbeid niet voldoende wordt gewaarborgd. Zo zouden de gedetineerden niet kunnen werken op anderhalve meter afstand en krijgen zij geen beschermingsmiddelen, zoals mondkapjes, handschoenen en desinfectiemiddel aangeboden.

 

De door de overheid getroffen (landelijke) maatregelen

Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel zijn met ingang van 14 maart 2020 door DJI landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. Hieruit volgt dat voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen DJI de RIVM-richtlijnen aanhoudt. Ook worden de richtlijnen van het RIVM ten aanzien van hygiëne en het houden van voldoende afstand zoveel mogelijk nageleefd. Uitgangspunt is dat gedetineerden met coronagerelateerde klachten worden geïsoleerd in hun eigen cel. Dagprogramma’s kunnen worden aangepast of andere maatregelen kunnen worden genomen wanneer een besmetting zich voordoet. 

 

De situatie in PI Zwolle

Uit de mededelingen van de directeur volgt dat de richtlijnen van het RIVM worden opgevolgd.  Beschermingsmiddelen zijn niet noodzakelijk of verplicht en het is mogelijk om je handen te wassen op de arbeid. Klager is op grond van artikel 47, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet verplicht de aan hem door de directeur opgedragen arbeid te verrichten. Gedetineerden dienen elkaar aan te spreken op het houden van afstand. Er zijn (dan wel waren ten tijde van de klacht) geen andere besmette gedetineerden binnen deze inrichting.

 

Klagers klacht

Klager heeft geweigerd om naar de arbeid te gaan, vanwege zijn zorgen over zijn gezondheid. Tijdens de arbeid in de werkzaal komen gedetineerden van verschillende afdelingen samen. Dat volgens klager de anderhalve meter afstand tijdens de arbeid niet gewaarborgd kan worden, wordt door de directeur onvoldoende weersproken. Daarnaast zijn er tijdens de arbeid geen beschermingsmiddelen aangeboden, zoals mondkapjes, handschoenen en desinfectiemiddel. Het werken in een afgesloten ruimte met meerdere mensen en zonder beschermingsmiddelen levert een risico op besmetting op. Dat klager niet in de risicogroep valt kan niet als doorslaggevend argument worden aangemerkt voor het hem verplichten om naar de arbeid te gaan, nu mensen die niet tot de risicogroep behoren net zo veel kans hebben om besmet te raken. De ernst van de klachten verschilt per besmet persoon, maar dat het een potentieel levensbedreigend virus is, is een feit van algemene bekendheid. Ondanks alle maatregelen zijn ook de penitentiaire inrichtingen niet veilig gebleken voor het virus en is het coronavirus ook bij justitiabelen vastgesteld. Nu uit hetgeen door de directeur is aangevoerd onvoldoende blijkt dat de arbeid kon plaatsvinden met inachtneming van de toen geldende RIVM-richtlijnen, is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de directeur, onder deze omstandigheden, klager in dit geval niet kon verplichten te werken en dat hij de weigering van klager om deel te nemen aan de arbeid om zijn gezondheid in bescherming te nemen, niet in redelijkheid als strafwaardig gedrag heeft kunnen aanmerken.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 12 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven