Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4654/SGA, 3 november 2020, schorsing
Uitspraakdatum:03-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4654/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 3 november 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

Verzoekers raadsman, mr. P.C. Schouten, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de Penitentiaire Inrichting Dordrecht (hierna: de directeur) tot plaatsing van verzoeker in een meerpersoonscel (MPC).

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (PD-2020-000890).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op dit moment alleen in een MPC verblijft, zodat geen sprake is van een celgenoot. De directeur voert aan dat geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

De voorzitter overweegt als volgt.

Op grond van artikel 16 van de Pbw wijst de directeur de gedetineerde een verblijfsruimte toe en is hij bevoegd een gedetineerde intern over te plaatsen. De beslissing tot plaatsing van verzoeker, hetgeen een interne overplaatsing betreft, in een MPC kan daarom aangemerkt worden als een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Om die reden acht de voorzitter verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.

De directeur dient de beslissing tot interne overplaatsing te motiveren zodat voor de gedetineerde kenbaar is waarom hij wordt overgeplaatst. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de inlichtingen van de directeur niet gebleken van enige motivering waarom verzoeker is overgeplaatst naar een MPC, terwijl verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet geschikt moet worden geacht voor plaatsing in een MPC in verband met zijn gezondheidssituatie. Dat de directeur aanvoert dat verzoeker op dit moment feitelijk geen celgenoot heeft, maakt dat niet anders. Dit kan immers ieder moment veranderen. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 3 november 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven