Nummer R-19/4514/GA
Betreft [Klager]
Datum 3 november 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft (voor zover blijkens de aanvulling van de beroepsgronden in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:
a. de discrepantie tussen het bestelmoment en het uitdelen van de saldolijsten (Ta 2018-000203);
b. de kwaliteit van de geleverde producten (Ta 2018-000203);
c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van vier dagen, vanwege werkweigering en het uiten van dreigementen richting personeel, ingaande op 8 februari 2018 te 16:30 uur (Ta 2018-000204); en
d. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de arbeid, voor de duur van twee dagen, vanwege de weigering in gesprek te gaan met de arbeidsmedewerkers over de bedreigende uitspraken die door klager zijn gedaan, ingaande op 12 februari 2018 te 15:00 uur (Ta 2018-000204).
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 15 augustus 2019 beklag b., c. en d. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. A. Yüksel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Ter Apel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a., beklag b. en beklag d. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van beklag c. geldt dat aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van vier dagen, is opgelegd, vanwege werkweigering en het uiten van dreigementen richting personeel. Dergelijk gedrag levert strafwaardige feiten op waarvoor in redelijkheid en billijkheid een disciplinaire straf opgelegd had kunnen en – naar het oordeel van de beroepscommissie – had moeten worden. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre niet in stand blijven. Dit onderdeel van het beklag dient – op formele gronden – alsnog gegrond te worden verklaard.
Indien en voor zover de directeur aan klager voor de hiervoor als strafwaardig gedrag gekwalificeerde feiten een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, voor de duur van vier dagen, zou hebben opgelegd, zou die beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk moeten worden geacht. Nu het beklag materieel gezien ongegrond is, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor een (financiële) tegemoetkoming.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a., beklag b. en beklag d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 3 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
secretaris voorzitter