Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0049/GM, 20 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/49/GM

betreft: [klager] datum: 20 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 januari 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord met bijstand van een tolk in de Duitse taal.

In verband met oponthoud in het verkeer zijn de inrichtingarts [...] en [...], hoofd medische dienst, op een later tijdstip ter zitting van 19 maart 2007 gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, houdt in dat klager onvoldoende medische zorg is geboden. Klager is een jaar lang niet goed onderzocht noch behandeld voor zijn knieklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager was gewend om Dona 200S te gebruiken voor zijn knieklachten. Een tijd lang is hem toegestaan om Dona 200S in te voeren maar op een gegeven moment is dit niet meer toegestaan en is klager in plaats daarvan Glucadol voorgeschreven. Het gaat klager
niet zozeer om het niet mogen invoeren van Dona 200S. Het gaat hem erom dat hem niet de noodzakelijke medische behandeling is geboden. In Duitsland kreeg klager van de orthopeed een elektromagnetische behandeling terwijl tevens homeopatische middelen
worden ingespoten. Hij weet niet welke behandeling in Nederland mogelijk is. Hij heeft al jaren last van beide knieën en zou normaal gesproken aan beide knieën geopereerd moeten worden. In Duitsland werd hij gedurende een maand iedere dag bestraald en
had hij daarna zes maanden rust. Dit ging samen de inspuiting van homeopatische middelen.
Klager is door de inrichtingsarts verwezen naar het Erasmusziekenhuis, waar röntgenonderzoek heeft plaatsgevonden. Daar is de eerder gestelde diagnose artrose bevestigd voor wat betreft zijn linkerknie en niet ten aanzien van zijn rechterknie. Het
maken
van een röntgenfoto is niet voldoende om een deugdelijke diagnose te kunnen stellen. De diagnose is niet gebaseerd op voldoende onderzoek door een arts. Zijn knieën zijn enkel aan de buitenkant bekeken. Er heeft geen echt onderzoek plaatsgevonden. De
ambassadeur heeft klager terzake bezocht in de locatie Dordtse Poorten en heeft bezwaar aangetekend. De diagnose voor de linkerknie is door de inrichtingsarts met die van de rechterknie verwisseld.
Door het gebruik van Glucadol heeft klager tot tweemaal toe een slijmbeursontsteking aan de linkerelleboog gekregen.
Klager heeft ter zitting een verklaring overgelegd van 11 april 2006 van dr. [...] en verklaard dat hieruit volgt dat het noodzakelijk is dat hij aan beide knieën geopereerd wordt. Klager heeft aan beide knieën evenveel pijn. Beide knieën zijn
ontstoken.
De klachten aan de rechterknie zijn ontstaan in maart 2006. Klager wil graag behandeld worden. Hij heeft dagelijks pijn en slikt dagelijks Paracetamol.

De inrichtingsarts en het hoofd medische dienst hebben het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt nader toegelicht. Behandeling door een orthopeed is niet aan de orde geweest. Klager had problemen met zijn linkerknie. Op
een
gegeven moment kwamen daar problemen met zijn rechterknie bij. Voor wat betreft de linkerknie was bekend dat er sprake was van artrose. Omdat klager toch al naar de röntgenoloog moest om een foto te laten maken van zijn vinger is er toen ook een foto
gemaakt van beide knieën. De uitslag voor de rechterknie was dat er niets bijzonders was aangetroffen maar wel dat er sprake was van een hydrops. De inrichtingsarts kan een verband tussen de ontstane slijmbeursontsteking aan de elleboog en het gebruik
van Glucadol niet duiden en vraagt zich af of er wel een verband is. Klager was zelfs een tijdje met het gebruik van Glucadol gestopt toen de klachten ontstonden. Klager is niet op een wachtlijst voor behandeling geplaatst omdat hij een Duitse arts wil
consulteren.

Nadat de inrichtingsarts is meegedeeld dat uit het door klager overgelegde schrijven van 11 april 2006 volgt dat er sprake zou zijn van meniscusletsel aan de rechterknie verklaart de inrichtingsarts dat klager niet over meniscusletsel heeft gesproken.
Een hydrops ontstaat niet zonder meer. Verondersteld is dat er ook aan de rechterknie er sprake zou zijn van artrose maar dit was op de foto niet te zien. Als er meniscusletsel was, zou dat al langer hebben moeten bestaan en klager heeft niet
aangegeven
dat daar sprake van was. Voor de linkerknie is in verband met artrose een brace aangemeten.
De inrichtingsarts kan zich niet herinneren of er overleg zou hebben plaatsgevonden met de directeur voor wat betreft het maken van röntgenfoto’s en een eventuele verwijzing naar de neuroloog.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting zijn onvoldoende aanknopingspunten naar voren gekomen die erop zouden duiden dat onvoldoende aandacht zou zijn besteed aan klagers knieklachten. Er zijn röntgenfoto’s gemaakt
van beide knieën waarna de diagnose artrose aan klagers linkerknie bevestigd is en voor de rechterknie, anders dan vochtophoping in die knie, geen bijzonderheden zijn geconstateerd. Niet is gebleken dat klager, die ter zitting een verklaring van een
Duitse arts uit 2006 heeft overgelegd waaruit volgt dat sprake zou zijn van meniscusletsel aan de rechterknie, gemeld zou hebben bij de inrichtingsarts dat er eerder meniscusletsel bij hem was geconstateerd. Inmiddels heeft de inrichtingsarts ter
zitting van de verklaring kennisgenomen. Voorts is bij twee revalidatieartsen nagegaan of klager dezelfde behandeling kon worden geboden als hem in Duitsland is geboden, hetgeen niet mogelijk is gebleken. Wel is zoveel mogelijk eerder voorgeschreven
medicatie voortgezet.
De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat het handelen van de inrichtingsarts in strijd zou zijn met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven