Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0013/GM, 20 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/13/GM

betreft: [klager] datum: 20 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 december 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b. Arnhem-Zuid heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, houdt in dat klager onvoldoende medische zorg is geboden door klagers pink niet terstond te spalken.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
In 2000 is klager neergestoken en zwaar mishandeld. Klager heeft hierbij zijn vingerkootje diagonaal gescheurd. Hierdoor schiet zijn pink wel vaker uit de kom. Hij is behandeld in het Radboudziekenhuis. Klager heeft zijn pink zelf weer in de kom gezet.
Hij kan zijn pink zelf uit de kom halen en er weer inzetten.
Klager heeft op 19 juli 2006 aangegeven op de arbeid dat zijn pink uit de kom was geschoten. De werkmeester heeft het gezien. De medische dienst heeft klager niet dezelfde dag gespalkt. De inrichtingsarts kwam die dag om 14.30 uur. Om 15.30 uur zou
zijn
pink gespalkt worden maar dat is pas twee dagen later gebeurd. Klager kon geen examen doen. Klager heeft zijn pink zelf gespalkt op 20 juli 2006. Hij heeft hiervoor tape gekregen van het personeel. Klager is 26 jaar verslaafd geweest en gebruikt
Methadon. Dit helpt enigszins tegen de pijn. Hij heeft ook een icepack gemaakt en het erop gelegd. Twee dagen later heeft de medische dienst zijn pink gespalkt. Ze hadden de pink direct moeten spalken. Er kwam later vocht bij door wrijving van de
botten. Klager heeft zes weken lang met een opgezwollen hand gelopen. Hij staat op de wachtlijst voor een operatie aan zijn pink. Klager heeft zijn pink zesmaal gebroken en zijn pink is ook regelmatig, zo’n zes- tot
zevenmaal, uit de kom geschoten. Sindsdien is de pink nogmaals viermaal uit de kom geschoten. Het hoger beroep in zijn strafzaak wordt op 12 april 2007 behandeld. Hij is nog niet afgestraft.

De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. De verpleegkundige vond geen duidelijke reden om de pink te spalken. De inrichtingsarts heeft de volgende dag
geen botbreuk geconstateerd maar had geen bezwaar tegen spalken om de pijn te verminderen. Dat het langer duurde voordat klager gespalkt werd, heeft geen invloed gehad op het uiteindelijke herstel.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting is gebleken dat klager, nadat zijn pink uit de kom was geschoten en hij de pink zelf had teruggezet in de kom, dezelfde dag nog onderzocht is door de inrichtingsarts, die
oordeelde dat ingrijpen op dat moment niet noodzakelijk was. Klager heeft vervolgens zijn pink zelf gespalkt. Omdat klager last bleef houden van zijn pink heeft hij zich vervolgens weer tot de medische dienst gericht en is alsnog een spalk gezet.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het medisch dossier volgt dat adequaat is gehandeld en dat het handelen van de inrichtingsarts c.q. medische dienst niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en F.M.M. van Exter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven