Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0419/GA, 12 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/419/GA

betreft: [klager] datum: 12 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 januari 2007 van de beklagcommissie bij de locatie Overmaze te Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. E.R. Weening om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van een geldboete van € 10,= wegens het weigeren van een transport naar het ziekenhuis.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Zowel klager als de directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Klager heeft hier nog het volgende aan toegevoegd. Een transport naar een ziekenhuis kan niet vergeleken worden met de situatie waarin klager
tijdens het sporten of luchten geen spuit bij zich heeft. Volgens de directeur was er een DV&O-busje uit het midden van het land ingehuurd, maar dat is volgens klager onjuist. Personeel van de p.i. Overmaze zou hem vervoeren, is hem gezegd. Op 14
december 2006 is klager inderdaad een keer met handboeien en riem naar het ziekenhuis vervoerd. Hierna besloot klager dit niet meer te doen, omdat het hem niet goed was bevallen. Klager geeft onder opgaaf van data aan op welke momenten hij naar zijn
medisch dossier heeft gevraagd. Hij kreeg steeds te horen dat er nog geen tijd was geweest zijn dossier te raadplegen. Klager vraagt tenslotte een verpleegde als getuige te horen.
Klagers raadsman heeft nog aangevoerd dat klager voor akkoord heeft getekend voor vervoer waarbij handboeien en/of een broekstok zouden worden gebruikt. Nu vond het vervoer plaats met behulp van een broekboei. Een broekboei houdt in dat niet alleen de
handen worden geboeid, maar dat de handboeien vervolgens met een ketting aan een riem om het middel van de gedetineerden worden bevestigd. Aangezien een broekboei aanzienlijk ingrijpender en anders is dan ‘gewone’ handboeien, kan allereerst niet worden
vastgesteld dat klager in strijd heeft gehandeld met de eerder door hem getekende akkoordverklaring. Ook anderszins is de weigering van klager, om niet met een broekboei vervoerd te willen worden, te rechtvaardigen, gezien het reële gevaar van een
zogenoemde hypo, doordat hij zichzelf geen eten of drinken kan toedienen met een broekboei.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek om een getuige te horen af.

Uit de stukken blijkt dat klager een formulier heeft ondertekend waarmee hij zich akkoord verklaard met de transportvoorwaarde(n), in het geval van klager transport met handboeien en/of broekstok. Verder vermeldt dit formulier dat indien klager, na
ondertekening, weigert gebruik te maken van het voor hem geplande ziekenhuisbezoek, er een disciplinaire straf zal volgen.
Aannemelijk is dat klager akkoord is gegaan met de transportvoorwaarden. Die voorwaarden betreffen handboeien en/of een broekstok, maar maken geen melding van broekboeien. De beslissing van de directeur om klager een disciplinaire straf van € 10,= op
te
leggen in verband met de weigering broekboeien te dragen, is tegen deze achtergrond dan ook onredelijk en onbillijk. Het beroep en het onderliggende beklag zullen derhalve op dit onderdeel gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de bestreden
beslissing door de directeur ongedaan kunnen worden gemaakt door teruggave van het bedrag van de geldboete aan klager, is er geen grond om klager een tegemoetkoming te doen toekomen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 12 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven