nummer: 07/714/GV
betreft: [klager] datum: 16 april 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 maart 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zeven weken electronisch toezicht (E.T.) gehad en die periode is naar ieders tevredenheid verlopen. Het E.T. is beeindigd, omdat klager een vrouw bedreigd zou hebben, hetgeen hij ontkent. Al
zijn eerder verleende verloven zijn goed verlopen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft in een penitentiair programma gezeten. Daar heeft hij zich zo onbehoorlijk tegen een personeelslid gedragen, die daarvan erg onder de indruk was, dat er geen reden meer is klager vrijheden buiten de inrichting te geven.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Roermond heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers correcte gedrag in de gevangenis.
De politie Tilburg heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens (poging tot) doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 juni 2007.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit het door Reclassering Nederland overgelegde rapport blijkt dat klager, die een penitentiair programma volgde, op 20 september 2006 zijn woning heeft verlaten, maar niet op het werk is verschenen. Klager was niet op zijn GSM te bereiken. Pas aan het
eind van de dag nam klager telefonisch contact op. Van een medewerkster kreeg hij te horen dat hij zich moest melden voor een gesprek, omdat hij zich de hele dag aan het toezicht had onttrokken. Klager ontstak in woede en uitte bedreigingen tegen de
medewerkster. Klager is daarop teruggeplaatst in een beveiligde inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 april 2007
secretaris voorzitter