nummer: 06/2849/GA
betreft: [klager] datum: 10 april 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag houdt in dat klagers celraam niet voldoet aan de wettelijke eisen waardoor er te weinig licht in zijn cel komt.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Volgens klagers advocaat is dezelfde klacht, maar dan ingediend door een andere gedetineerde, door dezelfde beklagrechter gegrond verklaard terwijl klagers klacht ongegrond is verklaard. Klager vindt dit erg vreemd en heeft daarom beroep aangetekend.
Het raam is te klein waardoor er onvoldoende daglicht binnenkomt. Klager raakt daardoor depressief en heeft gezondheidsklachten gekregen. Het is net alsof je 22 uur per dag in afzondering verblijft. Klager wil het beroep, indien mogelijk, graag
mondeling toelichten.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Voorop gesteld moet worden dat de afdoening van het beroep onnodig is vertraagd door toedoen van (de ondersteuning van) de beroepscommissie.
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 8 januari 2007 (06/2052/GA en 06/2053/GA) heeft overwogen volgt uit artikel 1, aanhef en onder b., van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna de Regeling) dat onder ‘raam’
dient te worden verstaan een voorziening waardoor de cyclus van dag en nacht kan worden waargenomen.
Artikel 4, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat het raam in een verblijfsruimte een oppervlak heeft van minstens 0,75 vierkante meter, tenzij hieraan op grond van een wettelijke bepaling niet kan worden voldaan.
In artikel 13 van de Regeling is onder meer vermeld dat een verblijfruimte, waarvan de bouw is aangevangen vóór 1996 - en daarvan is in deze sprake - in elk geval moet voldoen aan de eis gesteld in artikel 4 van de Regeling.
Vaststaat dat het raam in klagers verblijfsruimte kleiner was dan 0,75 m2, hetgeen in strijd is met artikel 4, tweede lid, juncto artikel 13 van de Regeling. De directeur heeft dit in zijn schriftelijke reactie erkend. Daarin heeft hij tevens gesteld
dat weliswaar niet wordt voldaan aan de wettelijke norm maar dat hij op grond van een wettelijke bepaling vermeld in de Monumentenwet 1988 hieraan niet kan voldoen.
Artikel 11, tweede lid aanhef en onder a., van de Monumentenwet 1988 bepaalt onder meer dat het verboden is om, zonder of in afwijking van een vergunning, een beschermd monument in enig opzicht te wijzigen. Laatstgenoemde bepaling bevat echter geen
absoluut verbod om aan een monument wijzigingen aan te brengen. Nu niet is gebleken dat door de directeur ontheffing of vergunning is aangevraagd om wijzigingen aan te brengen, kan niet worden gesteld dat sprake is van de uitzonderingssituatie als
vermeld in artikel 4, tweede lid, van de Regeling. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep van de klager gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie acht een
tegemoetkoming van € 25,= passend en geboden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 april 2007
secretaris voorzitter