Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0577/GV, 10 april 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/577/GV

betreft: [klager] datum: 10 april 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 maart 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers verlof is door de inrichting en het Openbaar Ministerie (OM) afgewezen, omdat klager voor een
openstaande zaak onterecht is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Klager is niet in hoger beroep gegaan in de hoop dat hij met verlof mocht. Hij voelt zich zeer gekwetst nu hij weer niet met verlof mag. Klagers
rapportages zijn goed en hij heeft geen openstaande zaak meer.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor zware mishandeling. Hij is tweemaal eerder veroordeeld voor een soortgelijk delict, waarvoor hij een transactievoorstel en een schriftelijke waarschuwing met een proeftijd van een jaar heeft gekregen. In december 2005 is er
aangifte gedaan tegen klager, wegens bedreiging vanuit de detentiesituatie. Op 5 januari 2007 is hiervoor aan klager een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van vier weken met een proeftijd van twee jaren. Op de Risico Indicatie Schalen (RISc)
scoort klager midden ten aanzien van het recidiverisico. Binnen het plan in het kader van Terugdringen Recidive is een behandeling voor zijn agressieproblematiek bij Kairos geïndiceerd. Hiervoor is hij matig gemotiveerd. Klagers gedrag op de afdeling
is
wel verbeterd ten opzichte van het beging van zijn detentie. Toch adviseert de directeur van de inrichting negatief, gelet op het nieuwe strafbare feit tijdens detentie en de recente veroordeling hiervoor. Het OM adviseert eveneens negatief ten aanzien
van het verlenen van vrijheden, omdat er na zijn veroordeling in 2005 opnieuw strafbare feiten zijn gepleegd. Deze zaak is inmiddels onherroepelijk.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Almelo heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof. Na de veroordeling in 2005 zijn door klager nieuwe feiten gepleegd. Deze zaken zijn inmiddels onherroepelijk.
De politie regio Noord- en Oost-Gelderland heeft geen bezwaar tegen het verlofadres van klager..
Het hoofd van het Coördinatiebureau Terugdringen Recidive heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek, wegens – kortweg – zware mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 september 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is gedetineerd op grond van een veroordeling voor een geweldsdelict. Vanuit zijn huidige detentie heeft hij iemand bedreigd, waarvoor hij op 5 januari 2007 (onherroepelijk) is veroordeeld. Tot slot is bij klager een RISc-analyse afgenomen,
waarop
hij gemiddeld scoort ten aanzien van recidive.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de
wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 10 april 2007

secretaris voorzitter

Naar boven