Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0811/STA, 4 april 2007, schorsing
Uitspraakdatum:04-04-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/811/STA

betreft: [klager] datum: 4 april 2007

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPK Oldenkotte, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 21 maart 2007, inhoudende (de
voortduring van) de intrekking van het (transmuraal) verlof en (de voortduring van) het afdelingsarrest.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 maart 2007 alsmede van de schriftelijke en telefonische inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van respectievelijk 2 april 2007 en 3 april 2007.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. In de uitspraak op verzoekers eerdere schorsingsverzoek van 16 maart 2007 (07/569/STA) is aangegeven dat de beslissing van het hoofd van de inrichting in strijd is met de wet en als onredelijk en
onbillijk kan worden aangemerkt. Echter, gelet op de onrust in Enschede en het gevaar dat daarvan kan uitgaan, heeft de voorzitter geoordeeld dat het schorsingsverzoek toch niet kan worden toegewezen. Naarmate de intrekking van de verloven langer
duurt,
zal verzoeker des te moeilijker bijvoorbeeld aan zijn werkgever kunnen uitleggen waarom hij al drie weken niet meer op zijn werk en/of bij zijn sociale contacten is verschenen. Naarmate de intrekking langer duurt, wordt de inbreuk op verzoekers
resocialisatie steeds groter. Niet voor niets heeft de voorzitter in de beslissing van 16 maart 2007 een aanwijzing gegeven dat zij ervan uitgaat dat de inrichting in haar herbeoordeling van de verloven met spoed voorrang zal geven aan de beoordeling
van het verlof van verzoeker. Inmiddels is geruime tijd verstreken zonder dat in de situatie van verzoeker verandering is gekomen. Hij zit nog steeds in De Wiem en concrete vooruitzichten op verandering van zijn toestand zijn op dit moment niet
aanwezig. Wel ontving verzoeker op 21 maart 2007 een verbeterde versie van de maatregel op grond waarvan zijn verlof is ingetrokken. Als reden hiervoor is aangegeven dat er fouten stonden in de eerdere beslissing en dat een nieuwe beslissing genomen
moest worden, die in plaats komt van de eerdere beslissing. Geconstateerd wordt dat het in feite gaat om het laten voortduren van de eerdere beslissing, zij het onder verbetering van enkele fouten.
Verzoeker kan zich nog steeds niet verenigen met de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest danwel het intrekken van zijn verlof. De argumenten, die de voorzitter in de uitspraak van 16 maart 2007 heeft aangevoerd om de schorsing af te wijzen,
zijn nu niet meer aan de orde. Immers de onrust in Enschede zal, naar verwacht kan worden, afgenomen zijn en daarmee ook het veronderstelde gevaar voor verzoeker. Gelet op de belangen van verzoeker bij een schorsing mag bovendien verwacht worden dat de
veronderstelde gevaarlijke situatie in Enschede concreet onderbouwd kan worden, wil deze situatie het wederom niet toewijzen van het schorsingsverzoek rechtvaardigen. Zonder dergelijke concrete informatie is verzoeker van mening dat zijn belangen
dienen
te prevaleren en dat een schorsing nu wel zou moeten worden toegewezen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Primair wordt verzocht om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren omdat de wet niet in een heroverweging van een eenmaal genomen schorsingsbeslissing
voorziet (04/1898/STA d.d. 20 augustus 2004). Indien verzoeker zich te zijner tijd niet kan verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie staat voor verzoeker ex artikel 67 Bvt de weg van beroep bij de beroepscommissie open. Mocht de voorzitter van
mening zijn dat verzoeker wel in zijn verzoek kan worden ontvangen dan wordt subsidiair verzocht om het verzoek af te wijzen. Het hoofd van de inrichting heeft op 27 maart 2007 de resocialisatieafdeling De Wiem te Enschede bezocht, waar verzoeker thans
verblijft. Tijdens dit bezoek is aan de verpleegden door het hoofd van de inrichting medegedeeld dat de dreigende sfeer buiten de inrichting, als beletsel om naar buiten te gaan, is verdwenen. Echter de maatschappelijke onrust is nog niet verdwenen. Zo
is bijvoorbeeld op 31 maart 2007 nog op de televisie uitgebreid gediscussieerd over het tbs-systeem. Voorts valt op te merken dat alle op verzoek van de Minister ingetrokken verloven thans bij de staatssecretaris ter herbeoordeling liggen.

Uit de telefonische inlichtingen van het hoofd van de inrichting volgt dat aanvankelijk abusievelijk de maatregel van afdelingsarrest aan verzoeker is opgelegd, maar dat dit bij beslissing van 21 maart 2007 is herzien en veranderd is in intrekking van
verlof.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

Door het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat verzoeker niet in het verzoek kan worden ontvangen omdat de wet niet voorziet in een heroverweging van een eenmaal genomen schorsingsbeslissing.
De voorzitter overweegt dat thans door verzoeker nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die toentertijd bij behandeling van het eerste schorsingsverzoek (nog) niet aan de orde waren. Daarbij komt dat het hoofd van de inrichting op 21 maart
2007
een nieuwe beslissing heeft genomen, waartegen verzoeker zoals hiervoor vermeld in beklag is gegaan en waarvan in het onderhavige verzoekschrift om schorsing wordt verzocht. De voorzitter zal verzoeker ontvangen in zijn verzoek.

Voorzover het verzoek betrekking heeft op de beslissing tot oplegging van afdelingsarrest stelt de voorzitter vast dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing niet (meer) aan de orde is. Het verzoek dient, nu het niet (meer) tot het door
verzoeker beoogde resultaat kan leiden, derhalve te worden afgewezen.

Voor wat betreft de beslissing tot intrekking van (transmuraal) verlof wordt overwogen dat in de uitspraak 07/569/STA van 16 maart 2007 de toenmalige voorzitter heeft overwogen dat, nu de Staatssecretaris van Justitie geen gebruik heeft gemaakt van de
in artikel 53 van de Rvt gegeven bevoegdheid om categoraal verloven in te trekken, de intrekking van het verlof dient te worden beoordeeld aan de hand van het wettelijk kader van artikel 50, derde lid, Bvt. Uit de stukken is gebleken dat de beslissing
tot intrekking van het verlof niet is ingegeven door feiten en omstandigheden de persoon van de verpleegde betreffende, maar een ernstige recidive van een medepatiënt. Naar het voorlopig oordeel van de toenmalige voorzitter was de eerdere beslissing
van
het hoofd van de inrichting in strijd met de wet genomen en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk. Gelet op de grote maatschappelijke onrust en de sfeer van dreiging naar kliniek en tbs-gestelden is het verzoek
echter toentertijd niet toegewezen. De voorzitter heeft daarbij wel de aanbeveling gedaan aan het hoofd van de inrichting om in de herbeoordeling van het verlof, met
spoed, voorrang te geven aan de beoordeling van de extramurale verloven, met name ook het verlof van verzoeker.

Inmiddels zijn sinds de indiening van verzoekers eerste verzoekschrift vier weken verstreken. Door het hoofd van de inrichting is gesteld dat de dreigende sfeer buiten de inrichting, die een beletsel vormde om naar buiten te gaan, is verdwenen. Wel zou
de maatschappelijke onrust nog een contra-indicatie voor verlofverlening vormen. Als voorbeeld is aangehaald dat op 31 maart 2007 nog op televisie uitgebreid gediscussieerd is over het tbs-systeem.
De voorzitter stelt vast dat nog geen herbeoordeling van verzoekers verlof heeft plaatsgevonden en er (nog steeds) geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd die de persoon van verzoeker betreffen op grond waarvan de beslissing tot intrekking van
verzoekers verlof zou rusten. Nu de sfeer van dreiging volgens het hoofd van de inrichting niet meer aanwezig is en de grote maatschappelijke onrust, die thans nog zou voortduren, niet nader is ingevuld door het hoofd van de inrichting, kunnen dit geen
redenen zijn om, ondanks dat de beslissing in strijd met de wet is genomen en als onredelijk en onbillijk wordt aangemerkt, de beslissing desondanks in stand te laten. De voorzitter zal dit onderdeel van het verzoek toewijzen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af voor zover het betrekking heeft op het afdelingsarrest en wijst voor het overige het verzoek toe, schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting, voorzover dit betrekking heeft op de intrekking van het verlof.

Aldus gedaan door mr. S.L. Donker, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 april 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven