Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2952/GA, 14 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2952/GA

betreft: [klager] datum: 14 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 november 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de locatie Almelo.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang, de vermissing van een groot aantal van klagers eigendommen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst naar De Grittenborgh en daar bleek dat veel eigendommen niet waren aangekomen. Hij heeft alle goederen, die hij miste, opgeschreven en deze lijst is naar de directeur van de locatie Almelo gefaxt. Vervolgens is niets van hem
vernomen. Tot klagers verbazing werd een jaar na klagers overplaatsing in de reactie van de directeur op het klaagschrift vervolgens gesteld dat klager had moeten aangeven welke goederen er mee moesten naar de andere inrichting en welke niet. In Zwolle
kreeg klager keurig een ontruimingsverslag en een brief waarin vermeld stond welke goederen wel en welke goederen niet mee mochten naar een andere inrichting. Dat was duidelijk, maar in Almelo heeft hij geen informatie gekregen en is hem ook geen
ontruimingsverslag aangeboden. Klager weet precies wat hij op cel had. Hij is van huis uit ondernemer en heeft niets verzonnen. Het ging niet alleen om voorwerpen uit klagers koelkast op cel en toiletartikelen. Klager mist ook zes cd’s.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betreft een gedwongen overplaatsing. De eigendommen die zich op cel bevinden worden dan ingepakt en er wordt een ontruimingsverslag ingevuld en ondertekend en de voorwerpen worden dan met DV & O naar de nieuwe inrichting vervoerd. De eigendommen in
klagers fouillering worden ingepakt door de badmeester. Bederfelijke waar wordt niet naar de nieuwe inrichting vervoerd. Klager heeft een uitgebreide lijst ingevuld. Voorstelbaar is dat klager niet al deze voorwerpen op cel had. Producten met een
uiterste houdbaarheidsdatum, zoals bijvoorbeeld een nog gesloten pak met bami, gaan niet mee met het vervoer omdat die producten toch worden geweigerd in de nieuwe inrichting.
Aangebroken toiletartikelen gaan om die reden ook niet mee naar de nieuwe inrichting. Niet bekend is of nieuwe verpakkingen toiletartikelen wel meegaan. Een niet aangebroken fles olie gaat bijvoorbeeld wel mee. Als er niets van cel wordt gehaald, dat
vervoerd wordt naar een andere inrichting, dan wordt er ook geen ontruimingsverslag opgemaakt.

De voorzitter houdt de unit-directeur voor dat volgens hem niets is aangetroffen op klagers cel terwijl er volgens klager een hele lijst met eigendommen ontbreekt.

De unit-directeur antwoordt dat hij best een aanbod tot schadevergoeding wil doen. Indien door de inrichting een fout is gemaakt dan wil hij die herstellen maar hij ziet momenteel niet wat er fout is gegaan.

De unit-directeur stelt een schadevergoeding van € 100,= aan klager voor.

Klager antwoordt dat hij daarmee niet akkoord gaat. De kwestie speelt al twee jaar.

3. De beoordeling
Door klager is gedetailleerd aangegeven welke eigendommen hij mist na celontruiming en overplaatsing vanuit de locatie Almelo naar De Grittenborgh te Hoogeveen.
Door de directeur is niet expliciet ontkend dat klager deze voorwerpen in zijn bezit had en dat deze thans vermist zijn. Van de celontruiming is geen verslag opgemaakt en niet aannemelijk is geworden dat klager kenbaar is gemaakt dat hij zelf moest
aangeven wat er met zijn eigendommen moest gebeuren. De beroepscommissie is van oordeel dat onder deze omstandigheden de vermissing van klagers eigendommen voor rekening en risico komt van de directeur. Zij zal het beroep gegrond verklaren, de
uitspraak
van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
De beroepscommissie acht, gelet op de grote hoeveelheid voorwerpen en de waarde van die goederen, een tegemoetkoming van € 250,= passend en geboden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 250,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven