Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3302/TA, 15 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3302/TA

betreft: [klager] datum: 15 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 december 2006 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 februari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.P. Holthuis, gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Het hoorverslag is aan het hoofd van de inrichting gezonden. Bij schrijven van 27 februari 2007 heeft het hoofd van de inrichting op het beroep
gereageerd. Laatstgenoemd schrijven is op 28 februari 2007 ter kennisneming aan klager en zijn raadsman gezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het toezicht op contacten met zijn in De Corridor verblijvende partner.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door de overplaatsing van klager naar Vught gelden de in beklag bestreden beperkingen van De Corridor niet meer. Er is toch beroep ingesteld omdat klager en zijn nog in De Corridor verblijvende partner het met het oog op hun toekomst van belang vinden
dat de bestreden beperkingen door de beroepscommissie worden getoetst. In hun ogen is ten onrechte voortdurend visueel en met name auditief toezicht opgelegd, waarop door de beklagcommissie niet is ingegaan. De Corridor is ten onrechte niet ingegaan op
hun verzoek om een verruiming van de contactmogelijkheden. Het argument dat volgens een oriënterend onderzoek van de psychiater van De Corridor, waarbij wel met de partner van klager maar niet met klager zelf is gesproken, sprake zou zijn van een
onevenwichtige relatie, achten zij onvoldoende. De rapportage is onzorgvuldig tot stand gekomen en niet aan klager en zijn raadsman gezonden. De Corridor achtte nader onderzoek noodzakelijk maar heeft daarin niet adequaat gehandeld. Uiteindelijk is pas
recent geregeld dat de extern gedragsdeskundige Delfstra het destijds door De Corridor gewenste en thans nog steeds van belang zijnde onderzoek zal verrichten. Op 13 februari 2007 is een gesprek gepland. Rapportage zal hopelijk binnen drie maanden
uitgebracht worden. Zoals in het beroepschrift is aangegeven zijn de in De Corridor opgelegde beperkingen in strijd met artikel 8 van het EVRM en met artikel 1 van de Grondwet. Binnen het rooster mogen patiënten bijvoorbeeld met elkaar koffie drinken,
maar klager en zijn partner mochten dat niet omdat de inrichting er van uitging dat er dan altijd ook seksueel contact zou zijn.
De relatie van klager en zijn partner is door de inrichting niet serieus genomen, hetgeen mede blijkt uit de interne overplaatsing van klager naar Vught. Als reden is aangegeven dat de overplaatsing voor klagers behandeling beter zou zijn. Klager heeft
het in Vught naar zijn zin, maar wordt daar echter wat betreft de behandeling niet anders benaderd dan in De Corridor. Klager en zijn partner hebben nu dagelijks telefonisch contact en daarnaast schriftelijk contact. Bezoek is thans praktisch nog niet
mogelijk, maar zij hopen op bezoekmogelijkheden in het weekendhuis van de Pompestichting. Klager en zijn partner willen met elkaar trouwen. Begin januari 2007 is de echtscheiding tussen klager en zijn echtgenoot uitgesproken. Inschrijving daarvan zal
pas begin april 2007 plaatsvinden omdat klagers voormalige echtgenoot niet wil tekenen.

Door klager is daaraan het volgende toegevoegd.
In de Pompekliniek en in Vught wordt normaal omgegaan met tbs-gestelden die een relatie met elkaar hebben. Voor De Corridor was zijn relatie met zijn partner iets nieuws en deze inrichting zag dit als bezoek. Klager en zijn partner hebben in De
Corridor
feitelijk geen bezoekmogelijkheid gehad. Het met elkaar een half uur over de patio lopen is immers geen bezoek. De Corridor werkte toen, maar ook nu nog steeds hun relatie tegen. In Vught is men van mening dat klager en zijn partner gebruik zouden
moeten kunnen maken van het appartement van de Pompestichting in Nijmegen, maar De Corridor werkt daar niet aan mee. Klager heeft in Vught geen belbeperking, zijn partner in De Corridor wel. Zij kunnen nu 20 minuten per dag met elkaar bellen, maar in
geval van een relatie is dat te weinig. Tbs-gestelden die buiten een relatie hebben, kunnen vrijelijk bellen. Er wordt in De Corridor dus wel degelijk een onderscheid gemaakt. De kwaliteit van leven en humaniteit waarvoor longstayafdelingen zeggen te
staan, is en wordt door De Corridor sterk ondermijnd. Klager en zijn partner mochten daar niets. Klager heeft vijf jaar een relatie gehad met zijn voormalige echtgenoot; zij zijn twee en een half jaar gehuwd geweest.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Vanaf mei 2006 heeft klager kenbaar gemaakt een intieme relatie met een medepatiënt te willen ontwikkelen. De geadviseerde psychiater heeft op basis van dossierstudie geconcludeerd dat de partner van klager (seksueel) labiel is en niet geheel machtig
is
om zijn grenzen duidelijk en tijdig te bewaken; klager achtte hij, gezien de pathologie, niet voldoende in staat de druk op zijn partner te reguleren, ondanks intensieve begeleiding op de afdeling. Vanuit het belang van verantwoorde verpleging van
zowel
klager als zijn partner is daarom eind juni 2006 besloten dat contacten tussen hen begeleid zouden plaatsvinden. De relatie tussen klager en zijn partner lag mede te grondslag aan overplaatsing van de partner van klager naar een andere afdeling van De
Corridor, waar de onderlinge sfeer tussen de patiënten gemoedelijker is en zij minder druk op elkaar uitoefenen. Sindsdien konden zij elkaar drie maal per week onder begeleiding gedurende een half uur op het terrein van De Corridor treffen en is op
andere dagen steeds gedurende een kwartier begeleid telefonisch contact toegestaan. Schriftelijk contact was niet aan beperkingen onderhevig.
Afgesproken is om een derde-deskundige aan te zoeken om de verhoudingen binnen de relatie duidelijk te krijgen zodat de contacten tussen hen eventueel onbegeleid konden gaan plaatsvinden. Hierbij is vertraging opgetreden omdat bij de inrichting en
klager onduidelijkheid bestond over de voordracht van een deskundige. De inrichting heeft enkele deskundigen voorgedragen en klager diende daaruit zijn voorkeur aan te geven. Dit is tot recentelijk niet gebeurd. Dit traject heeft ook enige tijd stil
gelegen omdat klager geen medewerking meer wenste te verlenen aan een dergelijk onderzoek.
Klagers overplaatsing naar Vught staat los van zijn relatie met zijn partner. Klager heeft een dermate dominante houding naar personeel en medeverpleegden dat vrijwel een één-op-één begeleiding nodig zou zijn, die in De Corridor niet kan worden
gegeven.
Klagers gedrag en houding hebben tot groepsgesprekken geleid, daar medepatiënten zich tegen hem begonnen te keren, onder meer vanwege de wijze waarop klager zijn partner behandelde. Om die reden is reeds in mei 2006 met klager besproken dat hij zich
beter moest verhouden omdat er anders geen andere oplossing dan overplaatsing naar Vught zou zijn. Na een proefperiode van een half jaar is besloten tot die overplaatsing. Klager heeft daartegen een kort geding aangespannen. Bij uitspraak van 15
december 2006 heeft de voorzieningenrechter klagers vordering tot een verbod van overplaatsing naar Vught c.q. terugplaatsing naar De Corridor afgewezen. Daarbij is overwogen dat de overplaatsing niet onrechtmatig is, dat niet de relatie van klager met
zijn partner ten grondslag ligt aan de overplaatsing, maar het voor klager minder geschikt zijn van het klimaat in De Corridor.
De overplaatsing naar Vught staat voorts los van het gewenste oordeel van een derde-deskundige. Ook na overplaatsing zullen de contacten tussen klager en zijn partner blijven bestaan, alsmede de wens om deze onbegeleid te laten plaatsvinden.
De aan klager in De Corridor opgelegde beperkingen zijn voorzien bij wet en leveren geen onrechtmatige beperking van het recht op familieleven op.
Er kan geen beroep op het gelijkheidsbeginsel worden gedaan, omdat er geen sprake is van een ongerechtvaardigde, ongelijke behandeling van klager en zijn medepatiënten. Klagers beroep op contact met zijn partner, gelijk aan de contacten die
medepatiënten hebben met hun buiten de tbs-inrichting verblijvende partner, gaat niet op omdat klagers relatie absoluut niet vergelijkbaar is.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij merkt de beroepscommissie op dat in redelijkheid moet
worden aangenomen dat de beklagcommissie, waar zij in haar uitspraak spreekt van begeleide contacten, doelt op het visuele en auditieve toezicht op de contacten tussen klager en zijn partner, waarop het door haar in de uitspraak omschreven beklag
immers
ziet.
Derhalve is het opleggen van de bedoelde beperkingen ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet in strijd met de wet of artikel 8 van het EVRM, heeft de inrichting deze beperkingen in redelijkheid kunnen opleggen en voorts een eventuele
versoepeling afhankelijk kunnen stellen van nader onderzoek naar de verhoudingen binnen de relatie van klager en zijn partner.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat, wat er ook zij van de door de inrichting aangevoerde onduidelijkheid bij alle partijen over het aanzoeken van een derde-deskundige, de inrichting in ieder geval de nodige voortvarendheid had moeten betrachten bij
het aanzoeken van een derde-deskundige voor het door haar wenselijk geachte onderzoek. De inrichting heeft immers de verplichting daartoe op zich genomen door een versoepeling in de contactmogelijkheden van de uitkomst van een dergelijk onderzoek
afhankelijk te stellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, J.L. Brand en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven