Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2916/TA, 15 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2916/TA

betreft: [klager] datum: 15 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2006 van de beklagcommissie bij FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 februari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker van de inrichting. Daarbij was als toehoorder een
stagiaire van de inrichting aanwezig.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de weigering om schade aan een horloge van klager te vergoeden.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft zelf zijn spullen voor de interne verhuizing ingepakt. Daarbij is hem geen hulp aangeboden. De werksituatie tussen klager en het personeel was heel slecht. Aan klager is niet verteld dat de door hem ingepakte dozen vóór het transport nog
een keer gecontroleerd moesten worden. Men had die controle in zijn aanwezigheid kunnen doen. Zijn horloge moet bij die laatste controle beschadigd zijn geraakt. Er zou in Venray een lijst van zijn goederen zijn opgesteld, maar die heeft klager nooit
te
zien gekregen. Klager gaat niet uit van opzettelijke beschadiging van zijn horloge, maar vindt wel dat de inrichting als veroorzaker de schade moet herstellen. Het gaat om een Citizen-horloge van titanium, waarvan de nieuwwaarde € 250,= bedraagt.
Eerder
heeft hij een medepatiënt voor schade aan dit horloge aansprakelijk gesteld en de schade door deze vergoed gekregen.
Na de interne verhuizing zijn de dozen in een kleine kamer uitgesorteerd. Hij droeg zijn horloge niet dagelijks. Later kwam hij er achter dat zijn horloge niet meer liep. Hij heeft dit het personeel gemeld en kreeg te horen dat hij in beklag moest
gaan.
Personeel van een andere afdeling heeft op verzoek van de persoonlijk begeleidster van klager het horloge naar een juwelier gebracht. De juwelier heeft aangegeven dat het horloge opgestuurd moet worden voor onderzoek en het bepalen van de schade.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De dozen zijn door verschillende personeelsleden van verschillende locaties van de inrichting zorgvuldig uit-/ingepakt en gecontroleerd. Een inventarislijst is niet gevonden. Wel een lijst van verzegelde apparatuur, blijkens welke bij het inpakken geen
schade is opgemerkt. Er waren geen bijzonderheden tijdens het transport. Bij het uitpakken van de dozen na de verhuizing heeft klager geen schade gemeld. De inrichting heeft pas via het klaagschrift kennis gekregen van de schadeklacht. De inrichting
acht zich niet aansprakelijk voor de vermeende schade aan het horloge van klager.

3. De beoordeling
Bij of krachtens de Bvt is niet voorzien in een regeling van de aansprakelijkheid van het hoofd van een particuliere tbs-inrichting voor zich binnen de inrichting bevindende eigendommen van verpleegden. Evenmin is voorzien in een regeling van de
aansprakelijkheid van het hoofd van een particuliere tbs-inrichting voor eigendommen van verpleegden bij een interne verhuizing binnen een of meerdere locaties van die inrichting.

Volgens paragraaf 5.4.1. van de huisregels van de inrichting is de inrichting niet aansprakelijk voor verdwijning van of schade aan persoonlijke eigendommen van een verpleegde, maar draagt de verpleegde hiervoor zelf volledig het risico, uitgezonderd
de
schade die is ontstaan als gevolg van opzet of grove nalatigheid van medewerkers.

De weigering van de inrichting om de aansprakelijkheid te aanvaarden voor door een verpleegde gestelde schade aan zijn eigendom kan een schending van het eigendomsrecht van een verpleegde inhouden, wat volgens vaste jurisprudentie van de
beroepscommissie (zie bijvoorbeeld uitspraak 04/2804/TA van 1 maart 2005) beklagwaardig is op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt.
De beroepscommissie zal klager derhalve alsnog in zijn klacht ontvangen en de klacht inhoudelijk beoordelen.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting heeft klager onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn horloge door controle buiten zijn aanwezigheid door het personeel van de inrichting in Venray is stukgegaan, omdat daarbij iets zwaars (Basbox)
op zijn horloge terecht moet zijn gekomen. De schade aan het horloge houdt immers niet meer in dan dat het uurwerk niet meer loopt. Van een uiterlijk zichtbare beschadiging kan geen sprake zijn, anders zou dit klager en het personeel van de locatie van
de inrichting te Grave direct bij het uitpakken van het horloge zijn opgevallen.
In het licht van het vorenstaande en de verklaringen namens het hoofd van de inrichting zijn er geen aanwijzingen dat sprake is van schade die is ontstaan als gevolg van opzet of grove nalatigheid van personeelsleden, waarvoor het hoofd van de
inrichting aansprakelijk moet worden gesteld. De weigering van het hoofd van de inrichting om de door klager gestelde schade te vergoeden kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.
De klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, J.L. Brand en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven