nummer: 07/169/GA
betreft: [klager] datum: 29 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 maart 2007, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van het Detentiecentrum Zeist is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel met cameraobservatie voor de duur van één dag wegens aanwijzingen dat klager suïcidaal zou zijn.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is vanuit het politiebureau Groningen naar het Detentiecentrum Zeist gebracht en niet vanuit het politiebureau Alkmaar. Klager is die dag, na acht
uur in de bus te hebben gezeten, om half twee ’s nachts aangekomen in het Detentiecentrum. Hij is toen direct in een afzonderingscel geplaatst. De volgende dag is hij rond 12 uur ’s middags uit de afzonderingscel gehaald. De informatie over zijn
zelfmoordpoging is gedateerd. De informatie is van vijf jaar geleden, klager is nu niet meer suïcidaal.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
In artikel 33 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald ten aanzien van het cameratoezicht:
1. De directeur kan, indien de lichamelijke of geestelijke toestand van de gedetineerde dit noodzakelijk maakt, bepalen dat de gedetineerde dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd.
2. Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies van de inrichtingsarts in, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.
In het onderhavige geval heeft de directeur op grond van het formulier ‘aanmelding vreemdeling’ waarin staat vermeld dat klager suïcidaal is geweest, besloten om klager uit voorzorg in een afzonderingscel met cameraobservatie te plaatsen. De beslissing
om klager, gelet op deze informatie over zijn psychische gesteldheid, in afzondering te plaatsen en daarbij gebruik te maken van cameratoezicht, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is
in aanmerking genomen dat klager midden in de nacht in het detentiecentrum aankwam en de directeur zo spoedig mogelijk, namelijk reeds de volgende ochtend, het advies van een arts heeft ingewonnen. Toen was vastgesteld dat klager niet meer suïcidaal
bleek te zijn is hij direct uit de afzonderingscel gehaald. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Ten overvloede geldt nog dat actualisering van informatie steeds geboden blijft. Op die wijze kan namelijk worden bereikt dat informatie uit
het verleden niet gedurende vele jaren bepalend blijft voor de bejegening van een gedetineerde.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.J.C. van Kamp en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 29 maart 2007
secretaris voorzitter