Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3339/GB, 22 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3339/GB

betreft: [klager] datum: 22 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.I.M.G. Jahae, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Canatan, op 23 februari 2007 door een lid van de Raad gehoord. Van dat horen is verslag opgemaakt, dat ter kennisneming is gezonden aan klager, zijn raadsman en de selectiefunctionaris. Aan de
selectiefunctionaris is verzocht om een nadere schriftelijke reactie naar aanleiding van dat verslag. De selectiefunctionaris heeft op 7 maart 2007 schriftelijk gereageerd en die reactie is ter kennisneming aan klager en zijn raadsman toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als preventief gehechte het huis van bewaring (h.v.b.) van de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 24 november 2006 gedetineerd. Vanuit het politiebureau te Amsterdam is hij geplaatst op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught. Op 22 december 2006 is hij overgeplaatst naar de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI als volgt toegelicht.
De in het beroepschrift aangevoerde gronden spreken voor zich en deze worden gehandhaafd. Voorts is nog het volgende aangevoerd. De rechtbank te Amsterdam heeft het overleveringsverzoek inmiddels behandeld. Dinsdag 27 februari 2007 zal de rechtbank
uitspraak doen ten aanzien van dat verzoek. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager aan Italië overgeleverd zou moeten worden. Het zou dan een tijdelijke overlevering moeten worden in verband met klagers strafzaak in
Italië. Na behandeling van die strafzaak zou klager weer overgeleverd moeten worden aan Nederland voor de verdere behandeling van zijn strafzaak, die aanstaande dinsdag pro forma zal worden behandeld. Klager staat in Nederland terecht voor (onder
meer)
het voorhanden hebben van softdrugs, het voorhanden hebben van valse identiteitspapieren en overtreding van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Na de detentie die eventueel in Nederland moet worden ondergaan , zou klager dan weer worden
overgeleverd aan Italië. Klager is van mening dat de selectiebeslissing ongefundeerd is. Tegen klager ligt alleen zogenaamde zachte informatie voor. Hij is in Italië noch in Nederland veroordeeld ter zake van een misdrijf. Klager ontkent de hem
verweten
feiten. Indertijd is hij in Italië aangehouden en in voorlopige hechtenis gesteld. In het kader daarvan is hij geplaatst in een open psychiatrische inrichting. Daarom kan er feitelijk niet gesproken worden van een onttrekking aan detentie. Hij was daar
vrij om te gaan. Hij heeft die inrichting verlaten omdat hij daar met de dood bedreigd werd. Klager weet niet wat de reden voor die bedreigingen was. Hij wilde toen naar de politie gaan voor hulp en daarnaast wilde hij graag bij zijn echtgenote zijn.
Klager heeft psychische problemen. Hij gebruikt daarvoor medicatie. De psychische gesteldheid is niet onderzocht toen besloten werd klager in de e.b.i. te plaatsen. Namens klager zal er bij de rechtbank een verzoek worden gedaan om klagers
detentiegeschiktheid te laten onderzoeken. Hoewel ook in de e.b.i. een psychiater aanwezig is, is dat toch anders dan echte psychiatrische behandeling voor klagers aandoening. Het blijft overigens vreemd dat klager in Italië in een open psychiatrische
inrichting mocht verblijven maar vervolgens in Nederland als vluchtgevaarlijk wordt bestempeld. Klager geeft nog aan dat hij nooit betrokken is geweest bij de maffia. Mogelijk dat familie van zijn vrouw daarbij betrokken is, maar met die familie wil
klager geen enkel contact meer. Hij wil alleen maar terugkeren naar zijn echtgenote.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van het huis van bewaring Nieuw Vosseveld te Vught is het volgende aangegeven. Er is sprake van een rapport van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip), waaruit blijkt dat klager moet worden
gezien als een voornaam lid binnen de Italiaanse maffia. Om klagers overlevering zal worden verzocht. Op basis van de feitelijke verdenkingen tegen klager, moet gevreesd worden voor een lange gevangenisstraf. Hoewel er geen directe aanwijzingen zijn
die
wijzen op vluchtgevaar, zal een eventuele ontvluchting van klager leiden tot een ernstig geschokte rechtsorde en maatschappelijke onrust, terwijl daarnaast de politieke en justitiële verhoudingen (met Italië) schade op zouden lopen. Om geen risico te
lopen, wordt geadviseerd klager te plaatsen in de EBI.

3.3. In het rapport van het Grip van 11 december 2006 wordt – zakelijk weergegeven – het navolgende vermeld.
Op 24 november 2006 is door een arrestatieteam van de politie
Amsterdam-Amstelland een drietal personen aangehouden in verband met de vermoedelijke overtreding van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Het betrof daarbij ondermeer klager. Bij de doorzoeking van klagers woning werd onder meer aangetroffen: een
sporttas met veel bankbiljetten, identiteitsbewijzen, gsm’s en een vuurwapen.
Op 27 november 2006 ontving het Grip informatie dat de aangehouden personen kopstukken zijn van de Italiaanse maffia. Klager heeft antecedenten in Italië met betrekking tot criminele samenspanning, deelname aan een criminele organisatie met als doel
internationale drugshandel, afpersing en het illegaal voorhanden hebben van een vuurwapen. Klager is een van de voornaamste leden van de criminele groepering, de Camera. Klager moet worden aangemerkt als een van de naaste contactpersonen van de voorman
van die organisatie, met wie hij de internationale drugshandel organiseerde. Klager is tijdens zijn (Italiaanse) detentie ontsnapt uit een ziekenhuis, waar hij op een psychiatrische afdeling was opgenomen. In de organisatie waar klager deel van
uitmaakt, is sprake van geld, macht en middelen. Om die reden is er sprake van een verhoogd veiligheidsrisico. Om elk risico voor ontsnapping – al dan niet met hulp van buiten en waarbij het gebruik van geweld niet uit te sluiten valt – te vermijden,
is
het aan te bevelen klager te plaatsen in een regime dat zodanig is, dat een ononderbroken tenuitvoerlegging van zijn detentie gegarandeerd blijft. Daarbij wordt gedacht aan een plaatsing in de EBI.

3.4. De selectiefunctionaris die klager op 19 december 2006 in de l.a.a. Nieuw Vosseveld heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager kwam in eerste instantie verward over. Op relevante vragen heeft hij wel duidelijke en relevante antwoorden gegeven. Klager meldde dat hij in Italië geplaatst was in een open psychiatrische afdeling van een ziekenhuis en dat hij daar in zijn
verwardheid zou zijn weggelopen. Klager heeft aangegeven niets te willen verklaren over de omstandigheden waaronder hij in Nederland is aangehouden. Hij geeft enkel aan dat bij hem niets belastend is aangetroffen. Klager is, op verzoek van de officier
van justitie, rechtstreeks vanuit een politiecel geplaatst op de l.a.a., teneinde te onderzoeken of hij in aanmerking komt voor plaatsing in de EBI. Gelet op de verkregen informatie, waaronder een rapport van het Grip d.d. 11 december 2006, is de
selectiefunctionaris van mening dat er bij een ontvluchting van klager sprake is van een onaanvaardbaar (internationaal) maatschappelijk risico. Om die reden wordt geadviseerd klager te plaatsen in de EBI.

3.5. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie, waaronder het selectievoorstel van de directeur van de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld alsmede de daarbij behorende bijlagen en het advies van de
selectiefunctionaris die klager heeft gehoord, is gebleken dat klager moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Gelet op alle adviezen is besloten klager te plaatsen in de EBI.

3.6. Uit de nadere schriftelijke informatie van de selectiefunctionaris van 7 maart 2007 komt het volgende naar voren. De selectiefunctionaris verwijst naar de eerder in de procedure ingebrachte stukken. Met betrekking tot klagers geestelijke
gesteldheid geldt, dat er aandacht aan klager wordt besteed door de daarvoor in aanmerking komende disciplines. Klager heeft regelmatig contact met de medische dienst, de psycholoog en de psychiater.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI)(hierna: de Regeling), kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van de Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Door en namens klager wordt met name klagers vluchtgevaarlijkheid ontkend. Daartoe is aangevoerd dat klager in Italië nimmer is veroordeeld en er feitelijk ook niet kan worden gesproken van een onttrekking uit detentie. Hij verbleef immers in een
zogenaamde open psychiatrische kliniek, die hij heeft verlaten.
De beroepscommissie stelt vast dat door de Italiaanse justitiële autoriteiten om klagers overlevering is verzocht in het kader van zijn vervolging wegens – zo begrijpt de beroepscommissie – nauwe betrokkenheid bij een criminele organisatie die (onder
meer) tot doel had de internationale drugshandel. Die betreffende organisatie staat daarnaast algemeen bekend als een organisatie die, om haar doeleinden te bereiken, het gebruik van geweld niet schuwt.

De beroepscommissie acht gelet op die verdenkingen en gelet op het overleveringsverzoek van de Italiaanse justitie voldoende aannemelijk dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. Hetgeen door en namens klager naar
voren is gebracht met betrekking tot klagers geestelijke toestand, kan daaraan niet afdoen. De beroepscommissie heeft overigens geen aanleiding voor de aanname dat klager binnen de EBI onvoldoende medische en psychische geboden zou kunnen worden.

De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, valt in de onder 4.2 bedoelde categorie b. Zij komt daarom gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klager te plaatsen in de EBI, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven