Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0597/STA, 20 maart 2007, schorsing
Uitspraakdatum:20-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/597/STA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2007

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in Oostvaarderskliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting, inhoudende het gedogen van een
geneeskundige behandeling (dwangmedicatie) op 22 maart 2007.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 13 maart 2007 alsmede van de schriftelijke en telefonische inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 14, 19 en 20 maart 2007.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Op 1 maart 2007 heeft de arts/psychiater klager medegedeeld dat om de drie weken dwangmedicatie zou worden toegediend. Op 12 maart 2007 werd echter aan klager medegedeeld dat op 14 maart 2007 opnieuw
dwangmedicatie zou worden toegediend. Aan het wettelijk vereiste gevaarscriterium wordt niet voldaan. Dit blijkt ook uit een evaluatieverslag van juni 2006 en een interne memo van een arts uit 2002. Enkel vanwege een recente aangifte heeft de
desbetrefffende arts zijn mening gewijzigd. Deze zaak is inmiddels geseponeerd vanwege afwezigheid van schuld. De dwangmedicatie wordt slechts toegepast omdat dit in het behandelplan staat. De zitting van de beklagzaak is op 22 maart 2007. Dan zal ook
blijken dat er geen sprake is van een medische noodzaak. Gezien de ernstige gevolgen voor de gezondheid van antipsychotische medicatie dient de inrichting de toepassing van dwangmedicatie te staken totdat de zaak uitgebreid is behandeld in de
beklagzaak. Er is bovendien voor de inrichting geen noodzaak om nu opeens met spoed dwangmedicatie toe te passen. In maart 2006 werd voor het eerst in het behandelplan gesproken over dwangmedicatie.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat op 1 maart 2007 is besloten aan verzoeker dwangmedicatie toe te dienen. De medicatie wordt toegediend ter afwending van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van anderen dan
verzoeker. Van meet af aan konden de behandelaars en verzoeker geen overeenstemming bereiken over de diagnose en de daarbij passende behandeling. Verzoeker is nauwelijks bereid tot samenwerking met de medewerkers van de inrichting. Verzoeker is erg op
zichzelf en maakt geen contact met medepatiënten en medewerkers van de inrichting. Er hebben zich geen fysieke incidenten voorgedaan, omdat de medewerkers van de inrichting zich terugtrekken op de momenten dat verzoeker zich ‘geladen’ gedraagt. Voor
verzoeker is het gebruik van anti-psychotische medicatie niet aan de orde. De behandelaars menen dat medicatie de uit verzoekers stoornis voortvloeiende gevaarlijkheid zou kunnen verminderen. Het contact met verzoeker zal dan verbeteren. Wanneer
verzoeker opener is over wat hem beweegt en bezighoudt, is het voor medewerkers van de inrichting mogelijk hem te volgen en te anticiperen op zijn gedrag. Verzoeker weigert momenteel iedere behandeling. Ondanks dat verzoeker niet voldoet aan het
gevaarscriterium wordt de inrichting door een externe psychiater geadviseerd verzoeker toch in te stellen op een depot-antipsychoticum, omdat de kans bestaat dat hij hierop gunstig reageert. Indien geen medicatie wordt gebruikt zou dit betekenen dat
verzoeker de rest van zijn leven binnen een psychiatrische inrichting zou moeten verblijven. In het door het PBC op 27 oktober 2006 uitgebrachte advies wordt vermeld dat de waanstoornis van verzoeker waarschijnlijk levenslang zal blijven bestaan indien
er geen medicamenteuze behandeling plaatsvindt.
Op 29 november 2005 heeft de inrichting verzoeker aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Op 19 december 2005 heeft het Ministerie van Justitie bericht dat de longstaystatus niet aan verzoeker wordt toegekend omdat is gebleken dat nooit een
poging is ondernomen om verzoeker langdurig met (eventueel gedwongen) antipsychotische medicatie te behandelen. Binnen de inrichting is de gevaarlijkheid van verzoeker niet acuut. Zolang verzoeker weigert zijn medicatie in te nemen zal zijn situatie
niet verbeteren, eerder verslechteren, met als perspectief een zeer langdurig verblijf in een tbs-kliniek. Dit perspectief kan wezenlijk beïnvloed worden door het gebruik van medicatie. Mogelijk valt deze casus binnen de aangekondige verruiming van de
mogelijkheden van dwangbehandeling.
Uit nadere telefonische inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat de dwangmedicatie op donderdag 22 maart 2007 zal worden toegediend. Van deze beslissing is geen schriftelijke mededeling aan verzoeker uitgereikt. De inrichting
wil
eerst het oordeel van de voorzitter van de beroepscommissie afwachten. Het plan van aanpak waarnaar in het verweerschrift van 16 maart 2007 van het hoofd van de inrichting wordt verwezen, loopt vooruit op een wetswijzing van de Bvt waarbij in navolging
van de wijziging van de Wet BOPZ de mogelijkheden voor toediening dwangmedicatie worden verruimd.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

Uit de telefonische inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat het hoofd van de inrichting heeft besloten op 22 maart 2007 dwangmedicatie toe te dienen. De inrichting heeft (vooralsnog) afgezien van het uitreiken van een
schriftelijke mededeling aan verzoeker in afwachting van de uitspraak op onderhavig schorsingsverzoek. Nu duidelijk is dat er een beslissing tot het toedienen van dwangmedicatie is genomen, kan verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat ten aanzien van klager geen sprake is van een ernstig gevaar voor de gezondheid of veiligheid van verzoeker of van anderen. Daarmee is het toedienen van dwangmedicatie, naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter, niet noodzakelijk zoals bedoeld in artikel 26, eerste lid, Bvt en artikel 33, tweede lid van de Regeling verpleging ter beschikking gestelden. De huidige regelgeving voorziet niet expliciet in de mogelijkheid om
enkel uit oogpunt van een wenselijk geachte behandeling onder dwang medicatie toe te dienen, ook al zou dit kunnen betekenen dat de betreffende verpleegde zeer langdurig in een tbs-kliniek dient te verblijven. Gelet op het vorenstaande is er een
spoedeisend belang om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van het hoofd van de inrichting. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven