Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0382/GV, 20 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/382/GV

betreft: [klager] datum: 20 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 februari 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Anders dan wordt aangegeven is klager slechts voor één feit veroordeeld. Van ongewenste slachtofferconfrontatie kan geen sprake meer zijn, nu één van de mededaders in vrijheid is en contact met het slachtoffer onderhoudt. Een andere, nog niet
veroordeelde mededader, ontvangt het slachtoffer regelmatig in zijn café. Klager wil gedurende het verlof samen met zijn familieleden het overlijden van zijn oma trachten te verwerken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om verlof is afgewezen op grond van het feit dat klager is veroordeeld voor twee zeer ernstige geweldsmisdrijven, waarbij de mogelijkheid reëel aanwezig is dat klager ongewenst met slachtoffers in aanraking komt. Daarbij is er nog geen RISc
afgenomen, zodat er geen inschatting gemaakt kan worden van het recidiverisico bij een eventueel verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring/ISD Rotterdam heeft aangegeven zich neer te leggen bij het zwaarwegende en met goede en geldende motivatie onderbouwde negatieve advies van de officier van justitie.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat verlof thans niet toelaatbaar is, gelet op de aard en de ernst van het delict en de daaruit voortvloeiende maatschappelijk onrust die een verlofverlening kan
veroorzaken bij de slachtoffers en de leefomgeving.
De politie Rotterdam Rijnmond heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens doodslag en diefstal door twee of meer verenigde personen. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van twee weken te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op
of
omstreeks 5 november 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klagers verlofaanvraag is door de Minister afgewezen in verband met het negatieve advies van de officier van justitie. In dit advies wordt aangegeven dat klager gelet op de aard en de ernst van het delict en de daaruit voortvloeiende maatschappelijk
onrust die een verlofverlening kan veroorzaken bij de slachtoffers en de leefomgeving niet voor verlof in aanmerking komt. De beroepscommissie overweegt dat dit advies in zeer algemene bewoordingen is gesteld. Daarbij heeft klager gemotiveerd weerlegd
dat een eventuele slachtofferconfrontatie tot problemen zou kunnen leiden. In dit verband wordt opgemerkt dat aan een eventueel te verlenen verlof een voorwaarde kan worden verbonden dat klager zich niet in de buurt van het slachtoffer begeeft.
Voorts is aangegeven dat nu er nog geen RISc is afgenomen er geen inschatting gemaakt kan worden van het recidiverisico bij een verlof. Dit gegeven kan klager niet worden aangerekend en dat maakt dat de beroepscommissie het beroep gegrond zal
verklaren. De bestreden beslissing zal daarom worden vernietigd en aan de Minister zal worden opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de
bestreden beslissing nog ongedaan kunnen worden gemaakt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen twee weken na ontvangst.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven