Nummer: 06/3009/GB
Betreft: [klager] datum: 27 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 november 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) en deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 27 oktober 2000 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis-unit van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek is door klager als volgt toegelicht.
Verlofverlening aan klager zou volgens het OM leiden tot maatschappelijke onrust, in het bijzonder bij de nabestaanden van het slachtoffer. Klager vindt het begrip “maatschappelijke onrust” erg vaag en niet onderbouwd. Hij betwijfelt dat grote delen
van
het land op de achterste benen zullen staan indien hij als gevangene via detentiefasering probeert om zijn door justitie vernietigde leven weer op de rails te krijgen. Recidivegevaar is niet aan de orde want klager onkent het delict te hebben gepleegd.
Hij adviseert justitie om de echte dader te gaan zoeken van het aan hem toegeschreven delict. Met betrekking tot de nabestaanden merkt klager op dat het voor hen altijd schrijnend is en dat die drie of vier maanden dan weinig verschil zullen maken.
Bovendien is klager pas 32 maanden nadat het delict is gepleegd, opgepakt en in de tussenliggende periode heeft hij zich voorbeeldig gedragen.
De relatie van klager met zijn familie en vrienden is sinds zijn veroordeling zeer slecht en daarom is het niet makkelijk voor hem om aan een verlofadres te komen. Daarnaast zijn de meesten ook nog eens woonachtig in dezelfde plaats waar het delict
heeft plaatsgevonden. De persoon wiens adres klager heeft opgegeven als verlofadres heeft weliswaar een strafblad, maar deze persoon steekt hem op dit moment een helpende hand toe. Dat hij niet in een goede buurt woont doet niet terzake. Klager
gebruikt
geen drugs en overlast heb je in het grootste deel van de urbane ruimte in Nederland.
De reclassering beweert, dat klager de verantwoordelijkheid voor het delict naast zich neerlegt. Klager is van mening dat uitspraken, die hij in een vertrouwelijk gesprek heeft gedaan, hierbij onjuist zijn weergegeven en uit hun context zijn gehaald.
Hij voelt zich juist schuldig omdat iemand die hem na stond door zijn naïviteit in gevaar is gebracht en is overleden. Daarnaast heeft klager zeer sterkte twijfels geuit over de gedragsinterventies of correctioneel sturende gedragstherapie, vooral
m.b.t. de onderliggende gedachte dat er een gegronde noodzaak toe moet bestaan wil zoiets enig nut sorteren. Het druist tegen klagers karakter in om sociaal wenselijke antwoorden te verzinnen. Hij voelt zich nu dan ook gedwongen om zichzelf te
verloochenen om op die manier soepel in een p.p. te kunnen komen. De reclassering focust zich volledig op delictaanvaarding en -verantwoording en heeft een bijna religieuze insteek om pas doorstroming toe te zeggen na getoond berouw, of dat berouw nu
echt is of niet. Hetgeen klager kan worden verweten is zijn hopeloze instelling tot nul-communicatie, gecombineerd met een intens wantrouwen ten opzichte van wie dan ook, maar vooral ten opzichte van politie, justitie en aanverwanten.
Het p.p. heeft echter ook nog andere belangrijke aspecten, die net zo goed van belang zijn, zoals de psycho-sociale en sociaal-economische problematiek waar een gevangene mee te maken heeft en hulp bij nodig heeft als hij weer terugkeert in de
maatschappij. Klager onderkent dat hij hulp nodig heeft om vanuit zijn huidige positie bepaalde basisvoorwaarden te bereiken, zoals fatsoenlijke huisvesting en zinvol werk. Zonder deze voorwaarden zijn al zijn pogingen gedoemd te mislukken of te
verworden tot een hopeloos voortmodderen in de marges van de maatschappij.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De reclassering heeft een negatief advies gegeven betreffende deelname aan het p.p. Uit het adviesrapport van de reclassering blijkt dat klager niet mee wenst te werken aan gedragsinterventies en/of trainingen. Alleen hierdoor kan er al niet positief
beslist worden op het verzoek. De reclassering geeft immers aan dat zij op grond van de problematiek van betrokkene en zijn houding hierin niet verantwoordelijk wenst te zijn voor klager tijden het p.p. Daarnaast hebben het OM en de politie beiden een
negatief advies gegeven. Maatschappelijke onrust is een contra-indicatie voor een verblijf in een b.b.i. of z.b.b.i. en een deugdelijk verlofadres is een voorwaarde. Verder ondersteunt het inrichtingsadvies het verzoek van klager niet omdat de
reclassering een negatief advies heeft gegeven.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt
beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.2. Na afweging van alle in aanmerking komende belangen kan de beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen
oordelen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau, gelet op de over het delict verstrekte gegevens, de kans op ongewenste confrontatie met de nabestaanden en het feit dat klager
niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 27 maart 2007
secretaris voorzitter