Nummer: 07/158/GB
Betreft: [klager] datum: 16 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Rombouts, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 januari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager ongegrond verklaard. Het bezwaarschrift is gericht tegen de beslissing klager niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).
2. De feiten
Klager is sedert 11 juni 2004 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Veenhuizen.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Omtrent klager is door de gevangenis Veenhuizen enige tijd geleden een selectieadvies opgemaakt, hetgeen er op neer kwam klager te selecteren voor een half open inrichting. Zoals te doen gebruikelijk is ook het Openbaar Ministerie (OM) verzocht om
hieromtrent een advies te geven. Dit advies is niet in het bezit van de raadsman, maar hem is medegedeeld dat het advies negatief was. Daarbij is uitgegaan van de veronderstelling dat de te verwachten v.i.-datum van klager in maart 2008 zou liggen.
Klager bevindt zich thans evenwel niet meer voorlopige hechtenis. Klager zit op dit moment een oude straf uit die hem nog in de vorige eeuw is opgelegd. Het door het OM ingenomen standpunt dat aan klager op geen enkele wijze verlof mag worden verleend,
komt niet redelijk voor.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij als gevolg van artikel 3 van de Pbw recht heeft op plaatsing in een b.b.i. en dat hij van mening is dat de negatieve adviezen van de politie en het OM op onjuiste informatie zijn gebaseerd. Hij voorziet zelf geen problemen en
voelt zich benadeeld ten opzichte van zijn mededaders. Het gemotiveerde negatieve advies van de politie Rotterdam-Rijnmond en de advocaat-generaal van het ressortsparket ’s-Gravenhage hebben de selectiefunctionaris doen besluiten in het kader van de
detentiefasering vooralsnog klager niet te selecteren voor een regime met een beperkt beveiligingsniveau. De veronderstelling dat klager de rest van zijn detentie gesloten zou moeten doorbrengen is onjuist. Klagers fasering is aangehouden totdat hij
een
aanvaardbaar verlofadres heeft en de advocaat-generaal zijn bezwaren heeft ingetrokken. Wanneer het lopende onderzoek in klagers zaak is afgerond en/of er geen vluchtgevaar meer bestaat, komt klager binnen deze detentie mogelijk weer in aanmerking voor
fasering. Uiteraard wordt dan aan de hand van actuele informatie opnieuw een beslissing genomen. Het OM heeft de zaak in onderzoek en een eindconclusie is nog niet geformuleerd.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling
daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking),
alsmede
of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de
gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De politie Rotterdam-Rijnmond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres van klager. De advocaat-generaal bij het ressortsparket ’s-Gravenhage is van oordeel dat aan klager geen enkele vorm van tijdelijk verlaten van de
inrichting moet worden verleend, gelet op het feit dat klager door Spanje is uitgeleverd, het strafrestant van klager en het feit dat er nog een strafzaak tegen klager loopt waarbij hij wordt beschuldigd van invoer van een grote hoeveelheid harddrugs.
Hierdoor bestaat een reëel gevaar dat klager zich via verlof zal onttrekken aan de verdere executie van de gevangenisstraffen die hij thans ondergaat.
4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ondanks het positieve gedrag van klager in de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 16 maart 2007
secretaris voorzitter