Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0523/TB - eindbeslissing, 13 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/523/TB - eindbeslissing

betreft: [klager] datum: 13 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 31 januari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr.ing. T.P. Klaasen, en namens de Minister, [...] en [...]..

Op 8 augustus 2006 heeft de beroepscommissie in een tussenbeslissing besloten de beslissing op het beroep tot nader orde aan te houden in afwachting van de uitkomst van de door klager ingezette bezwaarprocedure tegen de ongewenstverklaring.

Op 7 en 20 november 2006 en 8 december 2006 ontving de beroepscommissie nadere schriftelijke inlichtingen van de raadsman van klager over de voortgang van de bezwaarprocedure en in het bijzonder de verklaring van het Consulaat van Georgië te Brussel
over het staatsburgerschap van klager. Op 14 november 2006 ontving de beroepscommissie schriftelijke inlichtingen van de Minister over de voortgang van de bezwaarprocedure bij de IND. Op 13 december 2006 zijn klager alsmede zijn raadsman en de Minister
in de gelegenheid gesteld op bovenvermelde schriftelijke stukken nader te reageren. Hierop heeft de beroepscommissie geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar een voorziening voor ongewenste vreemdelingen en illegaal verblijvenden van FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 26 september 2000 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beschikking van 13 april 2001 is klager tot ongewenst vreemdeling verklaard. Op het door
klager hiertegen ingediende bezwaar is nog niet beslist. De Minister heeft op 31 januari 2006 beslist klager over te plaatsen naar Veldzicht. Deze overplaatsing is op 24 februari 2006 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar Veldzicht. De moeder en zus van klager hebben inmiddels geldige verblijfspapieren voor Nederland gekregen. Tegen de ongewenstverklaring heeft klager bezwaar aangetekend. Hierop is nog geen
beslissing genomen. Het Bureau Medische Advisering van het Ministerie van Justitie zal naar verwachting in augustus of september een advies uitbrengen over de ongewenstverklaring. Klager meent dat er voor hem wel degelijk mogelijkheden aanwezig zijn
voor een concreet resocialisatieperspectief. Volgens Veldzicht worden alleen vreemdelingen opgenomen als de ongewenstverklaring onherroepelijk is. Gelet op de nog lopende bezwaarprocedure is de beslissing klager in Veldzicht te plaatsen opmerkelijk.
Het standpunt van de Minister dat geen sprake is van een acute pathologie is gelet op de overgelegde rapportages dubieus. Bij klager is sprake van schizofrenie. Op grond van de pathologie van klager zou hij in een andere tbs-inrichting moeten
verblijven. In Georgië is geen goede vervolgopvang beschikbaar. Er is maar één kliniek en die voldoet niet aan de eisen die in Nederland aan tbs-klinieken en algemeen psychiatrische ziekenhuizen worden gesteld. Er is geen alternatief voorhanden. De
klinieken zijn onhygiënisch en er is sprake van veel geweld. In een ruimte verblijven 20 mensen. Een terugkeer van klager naar Georgië heeft negatieve consequenties voor zijn gezondheid. Klager vindt het onacceptabel dat in het nieuwe beleid van de
Minister om illegalen te stimuleren terug te keren naar het land van herkomst, de visies hieromtrent ineens veranderen. Over de vervolgopvang in Georgië zal nader onafhankelijk onderzoek nodig zijn alvorens daar een verantwoorde beslissing over genomen
kan worden.
Klager wil naar een normale tbs-inrichting waar hij beter wordt verzorgd en waar er meer vertrouwen bestaat tussen patiënten en personeel. In Veldzicht krijgt klager minder verzorging. Het personeel doet niets. In Flevo Future Utrecht kreeg klager meer
activiteiten aangeboden. Hij heeft daar ook behoorlijk gefunctioneerd. Klager heeft de indruk dat voor de Minister het doorstromingsaspect belangrijker is. Gelet op de onzekerheid van de uitkomst van de bezwaarprocedure tegen de ongewenstverklaring,
meent klager dat deze uitkomst eerst moet worden afgewacht.

Uit het verlengingsadvies van de inrichting van 28 september 2006 blijkt nogmaals dat het niveau van de intramurale psychiatrie in Georgië naar Nederlandse maatstaven zeer laag is. In de één of twee klinieken verblijven soms wel twintig patiënten per
ruimte en is er veel geweld en misbruik, slechte hygiëne, gebrek aan deugdelijke diagnostiek, behandeling en medicatie. Zonder ondersteuning van de familie en financiën zou een verblijf aldaar heel zwaar zijn. De bezwaarschriften ten behoeve van een
verblijfsvergunning vanwege medische handelingen en tegen de ongewenstverklaring zijn nog steeds in behandeling. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de Georgische autoriteiten in een officiële verklaring thans het Georgisch staatsburgerschap van
klager ontkennen, hetgeen betekent dat klager niet terug kan keren naar Georgië.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De stelling van klager dat nog mogelijkheden zouden bestaan om in het bezit te komen van een geldig verblijfsdocument is niet nader onderbouwd. Omtrent klagers asielaanvraag hebben een
aantal procedures gelopen. Deze zijn definitief afgerond. Een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening de uitzetting achterwege te laten is bij uitspraak van 20 oktober 2005 door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard wegens het
ontbreken van een spoedeisend belang, gelet op het voortduren van de terbeschikkingstelling tot december 2006. Op het bezwaarschrift tegen de ongewenstverklaring is nog geen beslissing genomen. Op 25 oktober 2005 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Er
is nog geen rapportage ontvangen van de medisch adviseur over de ongewenstverklaring. Uit contacten met de IND blijkt dat er onduidelijkheid bestaat op welke termijn een uitspraak zal volgen.
Mocht het bezwaar gegrond worden verklaard dan zal klager worden overgeplaatst naar een reguliere tbs-kliniek. Gelet op artikel 67, derde lid, Vreemdelingenwet 2000 kan een ongewenst verklaarde vreemdeling geen rechtmatig verblijf hier te lande hebben.
Wat betreft de pathologie constateert Flevo Future Utrecht in zijn brief van 1 augustus 2005 dat het toestandsbeeld van klager stabiel lijkt te zijn en uitstroom medisch verantwoord is. Bij klager is chronische (paranoïde) schizofrenie geconstateerd,
gepaard gaande met antisociale persoonlijkheidskenmerken. Dit ziektebeeld heeft een aantal incidenten veroorzaakt. Consistent gebruik van antipsychotische medicatie is een van de belangrijkste factoren tegen achteruitgang van de psychische conditie. Of
in het land van herkomst vervolgopvang mogelijk is wordt beantwoord in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen en eventueel in het kader van de beëindiging van de tbs. Flevo Future Utrecht constateert in zijn brief van 1
augustus 2005, onder verwijzing van een advies van het Bureau Medische Advisering van de IND, dat in Georgië een vervolgopvang mogelijk is in Tblisi. Klager krijgt in Veldzicht wel een behandeling. Deze wordt gekenmerkt door stabilisatie door middel
van
medicatie, het voeren van gesprekken over de terugkeer naar Georgië en het bieden van structuur door activiteiten zoals arbeid, muziek en sport.

4. De beoordeling
Op 8 augustus 2006 heeft de beroepscommissie in een tussenbeslissing besloten de beslissing op het beroep tot nader orde aan te houden in afwachting van de uitkomst van de door klager ingezette bezwaarprocedure tegen de ongewenstverklaring. Uit de
sindsdien van klager ontvangen toelichting op het beroep en de reactie hierop van de Minister is gebleken dat onduidelijk is op welke termijn een beslissing op het bezwaarschrift is te verwachten. Verder heeft klager een verklaring van het consulaat
van
Georgië overgelegd over het Georgisch staatsburgerschap van klager. De beroepscommissie ziet in het vorenstaande aanleiding reeds thans een eindbeslissing op het beroep te nemen.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Omtrent personen aan wie de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd en die tevens illegaal in Nederland verblijven of tot ongewenst vreemdeling zijn verklaard, heeft de Minister, gelet op de onmogelijkheid voor deze groep personen om terug te
keren in de Nederlandse maatschappij, in zijn brief van 27 oktober 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer zijn beleidsvoornemens kenbaar gemaakt (Tweede Kamer, 2004-2005, 29452, nr.13). Deze beleidsvoornemens komen er kortgezegd op neer dat voor
illegalen en ongewenste vreemdelingen met tbs een sobere voorziening wordt gecreëerd, die primair gericht zal zijn op uitzetting van de desbetreffende vreemdelingen en vanuit dat perspectief adequate verzorging biedt. In zijn brief van 29 april 2005
met
kenmerk 5350499/05/DJI aan de hoofden van de (niet-) justitiële tbs-inrichtingen heeft de Minister de criteria vastgelegd voor de selectie van patiënten zonder verblijfsstatus voor de landelijke voorziening in Veldzicht:
1. De patiënt moet verwijderbaar zijn. Dat wil zeggen dat de IND adviseert en in samenspraak met de medewerkers van de voorziening in Veldzicht beslist welke patiënten uit het huidige totale bestand uitzetbaar zijn.
2. De patiënt moet gestabiliseerd zijn waar het de (acute) pathologie betreft die uitstroom medisch onverantwoord zou maken.
3. In het land van herkomst moet zonodig een vervolgopvang beschikbaar zijn. Dit vereist goede samenwerkingsafspraken met de overheden en voorzieningen in de bestemmingslanden. Bestaande samenwerking zal optimaal worden benut.

Blijkens de verklaring van 21 maart 2005 van het Consulaat van Georgië te Brussel kan het Georgisch staatsburgerschap van klager niet worden bevestigd: “(...) the Georgian authorities can not confirm the Georgian citizenship of (...) Mr B. (klager). The
Consular Service can not issue any Georgian ID or travel document to the abovementioned persons”.
Op grond van deze informatie moet (thans) worden aangenomen dat klager niet kan terugkeren naar Georgië en derhalve niet verwijderbaar is. De grondslag voor plaatsing van klager in de voorziening voor ongewenste vreemdelingen en illegaal verblijvenden
van FPC Veldzicht is daarmee naar het oordeel van de beroepscommissie komen te vervallen.

Gelet op het vorenstaande is de beslissing klager te plaatsen in voornoemde inrichting onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu de bestreden beslissing op materiële grond dient te worden vernietigd zal de
beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister opdragen uitspraak binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze
uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Aannemelijk is geworden dat klager in de inrichting geen forse behandelachterstand heeft opgelopen. De beroepscommissie merkt hierbij op dat gelet op de status van klager als ongewenst verklaarde vreemdeling, hij alleen in aanmerking zou kunnen komen
voor een behandeling zonder verlofmogelijkheden. De Minister stelt dat de met klager gevoerde gesprekken gericht waren op een terugkeer naar Georgië. Nu klager ten gevolge van de inmiddels onjuist bevonden beslissing, ten onrechte een terugkeer naar
Georgië is voorgehouden acht de beroepscommissie het toekennen van een tegemoetkoming aangewezen. De beroepscommissie zal deze bepalen op € 250,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 250,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven