Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3144/GM, 9 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3144/GM

betreft: [klager] datum: 9 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 november 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 februari 2007, gehouden in de p.i. Nieuw Vosseveld te Vught, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.V.C. Constandse.
De inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b. Zwolle heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 oktober 2006, betreft het niet adequaat behandelen van klagers nierklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Aan klager zijn medicijnen verstrekt voor maagzuur. Op het doosje stond echter dat dit medicijn niet bij nierklachten moet worden ingenomen. Klager kreeg vervolgens last van zijn nieren en kon nauwelijks
lopen. Klager heeft een klacht ingediend bij het medisch tuchtcollege. Aan klager worden inmiddels andere medicijnen voorgeschreven. De inrichtingsarts zegt dat klager niets heeft, maar dat is volgens klager niet waar. Klager heeft nog steeds last
tijdens het plassen. Hiervoor krijgt hij pijnstillers. In de urine van klager zat bloed. Hiervan had melding moeten worden gemaakt in het medisch dossier. Klager heeft eerder last gehad van nierstenen, maar nooit zo erg als nu. Klager moest anderhalve
maand wachten voordat hij werd verwezen voor een echo en vier maanden voordat hij naar een uroloog mocht. Er heeft te weinig onderzoek plaatsgevonden en er is verkeerd gehandeld.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 16 augustus 2006 binnengekomen in het h.v.b. Zwolle. Bij de intake had klager een licht verhoogde tensie en gebruikte 12,5 mg hydrochloorthiazide (HCT). In verband met zuurbranden
is hem symptomatisch antagel verstrekt. Ofschoon antagel wat nierbelasting geeft en de bloeddruk negatief beïnvloedt, heeft een kortdurend symptomatisch gebruik geen consequenties voor klager.
In september 2006 ontwikkelde klager klachten die deden denken aan nierstenen, echter deze konden door middel van sediment en echo niet worden aangetoond. Nadat klager mededeelde dat hij deze klachten vanaf zijn negentiende levensjaar heeft, vond een
kreatinine controle plaats. Deze gaf geen aanleiding tot ongerustheid.
Het aanvragen en uitvoeren van een echo kost wat tijd en indien er geen spoedindicatie is kan daar niet veel aan veranderd worden.
Klagers medicatie HCT is opgehoogd naar 25 mg. Zijn tensie wordt gecontroleerd en er is zover thans bekend geen schade aan zijn nieren. Voor de maagklachten is de antagel vervangen door omeprazol 20 mg.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het medisch handelen van de inrichtingsarts wordt beoordeeld tot 5 oktober 2006, het moment waarop klager heeft geklaagd. Klager kwam op 16 augustus 2006 binnen in de inrichting. Op grond van de stukken waaronder
het
medisch dossier is gebleken dat klager meerdere malen is onderzocht door de medische dienst voor zijn klachten. Op 20 september 2006 is de urine van klager onderzocht. Verder is een afspraak gemaakt voor het maken van een echo op 12 oktober 2006. Tegen
deze achtergrond is niet aannemelijk geworden dat de inrichtingsarts onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 9 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven