Nummer: 06/3235/GB
Betreft: [klager] datum: 1 maart 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 22 juli 2004 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis/ ISD Nieuw Vosseveld te Vught.
3. De standpunten
3.1. Het beroep tegen de afwijzing van klagers verzoek is namens klager als volgt toegelicht.
Er kleeft een motiveringsgebrek aan de beslissing van de selectiefunctionaris omdat deze niet wordt gedragen door de feiten. Ook is de beslissing niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen omdat er is uitgegaan van niet vaststaande feiten en
de wél vaststaande feiten niet als zodanig zijn erkend. Verder is er sprake van een onzorgvuldige belangenafweging en is er gehandeld in strijd met de artikelen 17, lid 3 en 4 juncto artikel 1, lid 3, van de Pbw. Appellant is niet in staat gesteld om
zijn verzoek nader schriftelijk of mondeling toe te lichten.
Tevens is klager van mening dat nu via een achterdeur wordt geprobeerd hem toch een behandeling op te leggen, terwijl hij volledig toerekeningsvatbaar is verklaard en de rechter hem slechts een gevangenisstraf heeft opgelegd. Hoewel klager vindt dat
hem
geen intensieve klinische behandeling mag worden opgedrongen, staat hij wel open voor begeleiding, bijvoorbeeld door de reclassering, om zodoende weer in de maatschappij terug te kunnen keren. Hij wil graag meewerken aan de onderdelen opleiding en
werk.
Deze bereidheid van klager om mee te willen werken is ten onrechte en ongemotiveerd gepasseerd. Hij is ten onrechte aangemerkt als weigeraar TR (programma Terugdringen Recidive) en zou daarom wél voor detentiefasering in aanmerking moeten komen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager moet worden aangemerkt als een TR-weigeraar en komt alleen al op deze grond niet in aanmerking voor verdere fasering. Hoewel de regelingen rond TR aangeven dat doorgefaseerd zou kunnen worden tot een BBI zonder verlofverlening, is dit in de
praktijk (nog) niet mogelijk. Regimair verlof is nog steeds van toepassing op alle gedetineerden die in een BBI verblijven. Slechts n.a.v. incidenten kan een deel van een weekendverlof worden ingetrokken door de directeur van de b.b.i..
Klager is verder op de hoogte gesteld van de inrichtingsadviezen. Het TR-plan is in ieder geval met hem doorgenomen, zodat de consequenties van een dergelijke opstelling aan hem zijn medegedeeld. Daarmee heeft hij een voldoende gemotiveerd antwoord
ontvangen. Klager ziet niets in het programma TR en is er slechts op gericht zijn detentie te ondergaan op een voor hem zo voordelig mogelijke wijze. Hij staat niet open voor de begeleiding die hij volgens de rapportages nodig zou hebben. Daarnaast is
klager diverse malen gerapporteerd vanwege zijn gedrag in de inrichting en ook dit draagt bij aan de conclusie dat hij niet geschikt is voor een verblijf in een meer open setting.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die
een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Eén van de uitgangspunten van TR houdt in, dat niet meedoen aan een TR-traject voor de gedetineerde als consequentie heeft dat de detentiefasering niet verder gaat dan een beperkt beveiligde inrichting zonder verlof (Programma Terugdringen
Recidive, DJI, z.j., p. 12).
4.4. Gelet op de onder 3.2. vermelde argumenten, kan de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het enkele feit dat klager weigert om deel te
nemen aan het TR-traject, behoeft volgens het in 4.3 bedoelde programma niet tot gevolg te hebben dat hij om die reden niet in aanmerking kan komen voor plaatsing in een b.b.i. maar betekent wél dat hij niet in aanmerking komt voor het regimaire verlof
zoals dat gegeven wordt in een b.b.i. Dit maakt het praktisch gezien onmogelijk om klager in een b.b.i. te plaatsen. Immers, bij een dergelijke plaatsing hoort ook het regimaire verlof en daar komt klager niet voor in aanmerking.
Wat betreft de vraag of klager al dan niet weigeraar TR is, merkt de beroepscommissie het volgende op. De deelname van klager aan het programma TR is stopgezet omdat hij weigerde deel te nemen aan een intensieve klinische behandeling. Deze behandeling
vormde in zijn geval een essentieel onderdeel van het programma TR. Zonder de medewerking van klager aan deze behandeling zal niet het beoogde doel worden bereikt en blijft er een aanmerkelijke kans op recidive bestaan. Overigens is het TR-traject geen
vrijblijvend programma dat naar believen door de deelnemer zelf kan worden ingevuld. Klager is dan ook terecht aangemerkt als weigeraar TR.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh , leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 1 maart 2007
secretaris voorzitter