Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3208/GM, 8 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3208/GM

betreft: [klager] datum: 8 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...]D. Mulder, verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring Utrecht te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 december 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 februari 2007, gehouden in de p.i. Nieuw Vosseveld te Vught, is de raadsman van klager, mr. L.H.J.M. van Mierlo, gehoord. Klager heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. De
inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring Utrecht is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 september 2006, betreft het niet adequaat onderzoeken van de hartklachten van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager meent dat er goed onderzoek moet worden verricht naar zijn hartproblemen. Klager heeft last van kortademigheid en bij de minste inspanning gaat zijn hart sneller kloppen. Ook heeft hij
vaak
last van krampen en een onregelmatige hartslag. Gelet op deze klachten meent klager dat hij verwezen moet worden naar een cardioloog. De inrichtingsarts heeft een aantal keren met een stethoscoop naar het hart geluisterd, maar hiermee kunnen niet alle
oorzaken van de problemen worden opgespoord.
Na een incident laat klager zich voor een bloedonderzoek bij voorkeur in de onderarm prikken. In het huis van bewaring Utrecht is het bloedprikken in de onderarm mislukt. Klager heeft toen aangegeven dat hij zich dan liever door een meer ervaren
verpleegkundige wil laten prikken.
De inrichtingsarts stelt dat er mogelijk sprake is van hyperventilatie. Klager is het hiermee niet eens. Aan klager wordt Propanolol voorgeschreven, wat voor tal van hartproblemen dient. Het voorschrijven van dit medicijn strookt niet met de diagnose
hyperventilatie.
De problemen aan klagers hart zijn ontstaan na een ernstig auto-ongeluk in 2003. Ook met betrekking tot de sindsdien ontstane maagklachten heeft het twee jaar geduurd alvorens men de klachten serieus heeft genomen.

De inrichtingsarts heeft geen standpunt ingenomen.

3. De beoordeling
Klager meent dat de medische dienst hem met betrekking tot zijn hartproblemen onvoldoende heeft onderzocht. Uit de stukken waaronder het medisch dossier komt naar voren dat klager voor zijn klachten door de medische dienst is onderzocht. Het medisch
dossier bevat geen objectiveerbare redenen voor een verwijzing van klager naar de cardioloog. Gelet hierop is het door de medische dienst gehanteerde beleid adequaat en zorgvuldig geweest.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 8 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven