Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3294/GB, 8 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/3294/GB

Betreft: [klager] datum: 8 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 december 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Ent te Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 7 december 2004 gedetineerd. Hij verbleef allereerst in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam, vanwaaruit hij op 15 april 2005 is overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Dordtse Poorten. Op 12 oktober 2006 is klager
vanuit de locatie Dordtse Poorten overgeplaatst naar de b.b.i. Westlinge te Heerhugowaard. Op 6 december 2006 is hij overgeplaatst naar de z.b.b.i. De Nederhof te Middelburg, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de z.b.b.i. De Ent als volgt toegelicht.
Anders dan door de selectiefunctionaris wordt aangevoerd, is klager niet voornemens om terug te keren naar zijn familie in Afrika. Hij is voornemens zijn familie naar Nederland te laten komen. Klager heeft een werkgever waar hij aan de slag kan. Die
werkgever is gevestigd in Vlaardingen. Bij hem heeft klager kansen om een nieuwe carrière op te bouwen. Omdat de reisafstand Middelburg – Vlaardingen een en ander kennelijk bemoeilijkt, wil klager graag overgeplaatst worden naar De Ent of, als dit niet
mogelijk is, toestemming te krijgen om met eigen vervoer naar Vlaardingen te reizen. Klager is van mening dat het, gelet op een goede terugkeer in de samenleving, aanbeveling verdient dat hij zo snel mogelijk bij die werkgever begint.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is indertijd – in overeenstemming met zijn eigen voorkeur – geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. De Nederhof. Deze selectie geschiedde in het kader van de uitvoering van een zogenaamd gestapeld detentietraject. Klager wil nu in Rotterdam
worden geplaatst, zodat hij per direct bij de door hem opgegeven werkgever kan gaan werken. Dat is thans, gelet op de reisafstand vanuit Middelburg niet mogelijk. Hoewel klager aangeeft dat een terugkeer naar Afrika voor hem niet langer aan de orde zou
zijn, blijkt uit de adviesrapportage van het PCT Breda anders. Overigens heeft klager vanuit de z.b.b.i. De Nederhof voldoende mogelijkheden om de relatie met zijn oudere kinderen en met zijn jonge gezin te optimaliseren.

4. De beoordeling
4.1. Klager voldoet aan de eisen voor plaatsing in een z.b.b.i.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht. De beroepscommissie neemt daarbij het volgende in
aanmerking. Klager heeft – zo blijkt uit de rapportage van de reclassering van 7 september 2006 en uit de rapportage penitentiair programma (p.p.) door het Penitentiair Coördinatie en Trainingscentrum te Breda van 12 oktober 2006 – tijdens de
voorbereidingen van zijn detentiefaseringstraject steeds aangegeven na zijn detentie terug te willen keren naar Afrika. Met die wens is bij de samenstelling van het detentietraject (en de invulling daarvan) rekening gehouden. Klager wenst nu te worden
overgeplaatst om zodoende al tijdens zijn verblijf in de z.b.b.i. te kunnen gaan werken voor de werkgever waar hij – mits één en ander formeel goed geregeld wordt – tijdens zijn (p.p.) ook tewerk zal zijn gesteld. Nu er ten aanzien van klager een
detentiefaseringstraject is opgesteld waaraan hij – bij de opstelling daarvan – zijn instemming heeft gegeven en daarnaast de door klager gestelde mogelijkheid om daadwerkelijk al voor ingang van het p.p. bij de door hem genoemde werkgever aan het werk
te kunnen onvoldoende feitelijk is onderbouwd, bestaat er geen aanleiding om thans van dat hiervoor genoemde traject af te wijken.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven